‏ Galatians 2:19

Leven door geloof in de Zoon van God

Gl 2:15. Paulus richt zich nog steeds tot Petrus als hij zegt: “Wij, van nature Joden en geen zondaars uit de volken.” Het onderscheid tussen Joden en volken is door God bepaald. Maar welk voordeel heeft dit onderscheid de Joden opgeleverd? Zijn zij, als Gods uitverkoren volk, trouwe dienaars van God geweest? Hebben zij gedaan wat God in de wet van hen vraagt? Nee, juist bij hen is gebleken hoezeer zij de wet hebben overtreden. Daarom moet diezelfde wet hen veroordelen. Op grond van werken van de wet is elk recht op rechtvaardiging verloren. Petrus heeft dat ingezien en weet dat. Hij heeft daarvan getuigd in Handelingen 15 (Hd 15:10). Nu hij dit vergeten lijkt te zijn, herinnert Paulus hem daaraan.

Gl 2:16. In een lange zin wil hij Petrus, maar ook de Galaten, en ook ons, ervan doordringen dat “geen vlees”, dus werkelijk niemand, of hij nu Jood of heiden is, gerechtvaardigd kan worden op grond van werken van de wet. Het gaat daarbij niet zozeer om de tien geboden als wel om alles wat “wet” genoemd kan worden. Bij ‘wet’ moet je dan denken aan iets wat een ander je oplegt, maar ook wat je jezelf oplegt en dat je denkt door het houden of volbrengen ervan God je dan wel goed zal vinden.

Maar zo is het niet! “Een mens”, dat wil zeggen iemand van het menselijk geslacht zonder onderscheid naar sekse, afkomst of nationaliteit, kan uitsluitend gerechtvaardigd worden door middel van en op grond van geloof. Een mens kan ook niet gerechtvaardigd worden door geloof en werken samen. Geloof en wet sluiten elkaar uit.

Wat wil dat eigenlijk zeggen: gerechtvaardigd? Iemand die gerechtvaardigd is, is vrijgesproken van elke denkbare aanklacht. Dat is niet omdat er gebrek aan bewijs is, maar omdat hij gezien wordt als iemand die nooit iets verkeerds heeft gedaan; er rust geen enkele verdenking op zo iemand. Hoe dat kan? Wel, er staat: “Opdat wij gerechtvaardigd zouden worden door geloof in Christus.” God spreekt van elke aanklacht vrij ieder die gelooft in Christus als Degene Die op het kruis van zo iemand alle schuld op Zich heeft genomen en die schuld door het storten van Zijn bloed heeft uitgedelgd.

God ziet zo iemand als een gemaakt met Zijn Zoon. De zonden zijn weg, de zonde is geoordeeld. De zondaar is een kind van God geworden en God ziet hem niet meer als zondaar. God schenkt hem Zijn eigen gerechtigheid. Zoals je ziet, gebeurt dit “gerechtvaardigd worden” helemaal buiten wat voor handeling van de mens dan ook om. Het is een handeling van God – en geen proces! – op grond van geloof.

Gl 2:17. Wat gebeurt er nu als iemand, zoals Petrus, Barnabas, de Galaten en tienduizenden christenen vandaag, de wet (weer) willen houden? Men geeft dan twee dingen te kennen. Ten eerste zegt men dat het fout is om de wet op te geven als een middel om gerechtvaardigd te worden; dat is dan een zonde. Ten tweede zegt men, en hoe ernstig is dat, dat Christus een dienaar van de zonde is. Het is immers Christus Die hen ertoe brengt om de wet op te geven als middel tot rechtvaardiging? Christus brengt hen dan tot de zonde van het opgeven van de wet. Ik hoop dat je dat begrijpt. Met een krachtig “volstrekt niet!” werpt Paulus die redenering ver van zich weg

Gl 2:18. ‘Want’, zo gaat hij verder, ‘als ik eerst iets afbreek, omdat het niet goed was, maar het later toch weer opbouw, omdat het eigenlijk toch wel goed is, dan geef ik aan dat het afbreken verkeerd is geweest.’

Hiermee zegt hij niet dat de wet niet goed is. In Romeinen 7 zegt hij duidelijk: “De wet is dus heilig, en het gebod is heilig en rechtvaardig en goed” (Rm 7:12). Hoe kan iets wat van God komt, slecht zijn? Wat is er dan niet goed? Het is niet goed om de wet te gebruiken als een middel om gerechtvaardigd te worden. Daar heeft God de wet niet voor bedoeld! De wet is gegeven opdat de mens daardoor zijn zondigheid ziet en erkent dat hij de dood verdient.

Gl 2:19. Dat is nu precies wat Paulus verder zegt: “Ik ben door [de] wet aan [de] wet gestorven.” Daarmee erkent hij het doodsoordeel dat in de wet besloten ligt. Tegelijk zegt hij dat de wet vanaf dat moment niets meer over hem heeft te zeggen. Wat voor effect kan de wet hebben op iemand die gestorven is? Zo iemand kan toch niet meer worden aangesproken met ‘u zult’ en ‘u zult niet’?

Gl 2:20. In dit schitterende vers legt Paulus uit hoe hij aan de wet is gestorven en hoe het nu met hem is. Dat geldt ook voor ieder mens die een kind van God is. Ik hoop dat jij dit met heel je hart kunt nazeggen. Hij zegt: ‘Wat betreft mijn oude mens, mijn oude ‘ik’, ben ik met Christus gekruisigd; maar ik heb ook een nieuwe ‘ik’, dat is mijn nieuwe leven, dat leeft door het geloof; daarom “leef ik door [het] geloof in de Zoon van God, Die mij heeft liefgehad en Zichzelf voor mij heeft overgegeven”.’

Met dit laatste ‘ik’ bedoelt Paulus het ‘ik’ van zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. In het leven van de gelovige is er steeds een spanningsveld tussen het oude ‘ik’ en het nieuwe ‘ik’. Dat kan niet worden opgelost door tegen het oude ‘ik’ te vechten, maar door te blijven bedenken dat het oude ‘ik’ met Christus is gekruisigd. Vervolgens mag je weten dat alle kracht voor het beleven van een rijk geloofsleven te vinden is in de Zoon van God. Hij gaf Zichzelf. Op Hem mag je oog voortdurend gericht zijn. Hij heeft je lief. Als je op Hem ziet, is er altijd kracht om ‘voor God te leven’.

Gl 2:21. Paulus stelt de genade van God niet terzijde. Hoe zou dat kunnen? Het zijn juist de mensen die de wet willen handhaven die de genade van God terzijde stellen. Misschien zeggen ze zelfs wel dat je genade nodig hebt om de wet te kunnen houden. Maar genade en wet sluiten elkaar uit, net als geloof en wet. Het is Gods grote genade die Christus in de dood gaf. Als de wet een middel zou zijn waardoor de mens tot gerechtigheid kan komen, of gerechtvaardigd kan worden, was het niet nodig geweest dat Christus stierf.

Lees nog eens Galaten 2:15-21.

Verwerking: Leer Gl 2:20 uit je hoofd.

Copyright information for DutKingComments