Galatians 3:3

Onverstandige Galaten

Paulus begint nu aan het leerstellige deel van de brief. Sommige christenen denken bij het horen van ‘leerstellig’ al snel aan taaie, droge uiteenzettingen, waaraan je voor de praktijk niets hebt. Je zult het met mee eens zijn dat er nooit sprake kan zijn van een goede praktijk, zonder een gezonde ‘leerstellige’ kennis of opleiding. Zo gaat het in het maatschappelijke leven toch ook? Eerst leren op school, daarna het geleerde toepassen in de praktijk. Daarom is dit deel van de brief van groot belang. En dit leerstellige gedeelte begint ook nog eens praktisch.

Gl 3:1. Paulus stelt eerst enkele vragen om hen aan het nadenken te zetten. Is dat praktijk of niet? Hij gaat tegen hen tekeer omdat ze zo onverstandig zijn geworden. In zijn stem klinkt geen verachting, maar verontwaardiging. Hoe is het mogelijk dat ze in de ban van dwaalleraren zijn geraakt. Als ze voor ogen hadden gehouden wat Paulus hun had laten zien toen hij hun het evangelie had verkondigd, was dat niet gebeurd. Je ziet dat het van groot praktisch belang is te blijven bij het heldere, zuivere evangelie.

Als je denkt aan de situatie in de christenheid nu, moet Paulus, denk ik, vandaag tegen veel christenen zeggen: ‘O, onverstandige christenen.’ Ook voor ons is het nodig telkens herinnerd te worden aan de Heer Jezus als de Gekruisigde. Zeven keer wordt in deze brief over het kruis gesproken. Het kruis neemt een centrale plaats in om de dwaling die bij de Galaten ingang heeft gekregen, te bestrijden. Wie zijn toevlucht tot het kruis heeft genomen, heeft bewust de plaats van smaad en verwerping ingenomen; zo iemand heeft gezegd dat er van hemzelf niets goeds meer te verwachten is.

Gl 3:2. In de tweede vraag valt een zekere ironie te bespeuren omdat het antwoord op de vraag zo vanzelfsprekend is. Natuurlijk is de Heilige Geest in hun leven gekomen uitsluitend op grond van het geloof dat hun gepredikt is en dat zij hebben aangenomen. Paulus betwijfelt niet of ze de Geest ontvangen hebben. Dat staat voor hem vast. Hij wil alleen aantonen dat de Geest en het geloof bij elkaar horen en niet de Geest en de wet. Ze hebben de Geest niet door eigen inspanning ontvangen. Iemand ontvangt de Heilige Geest als hij het evangelie van zijn behoudenis gelooft (Ef 1:13). Zo iemand weet Wie God is, Wie de Heer Jezus is, wie hijzelf is en wat de wet is.

Hier is voor de eerste keer in deze brief sprake van de Heilige Geest. Hij woont in de gelovige op aarde. In Galaten 2 gaat het om Iemand, de Heer Jezus, in de hemel (Gl 2:20). De Heer Jezus als Mens in de hemel en God de Heilige Geest op aarde vormen de kern van het christendom. Hieraan kun je zien hoe fundamenteel het betoog van de apostel is!

Gl 3:3. Voor het antwoord op zijn derde vraag is ook niet veel bedenktijd nodig. Ook deze vraag leidt hij in met een verontwaardigd: “Bent u zo onverstandig?” Ze hebben de Heilige Geest ontvangen en zijn in Zijn kracht en onder Zijn leiding aan hun geloofsweg begonnen. Hoe kunnen ze het bedenken dat het vlees het werk van de Heilige Geest kan afmaken.

Gl 3:4. Verder moeten ze, zo stelt hij in zijn vierde vraag, nog maar eens terugdenken aan wat ze hebben geleden nadat ze het evangelie hebben aangenomen. Het heeft hun heel wat gekost. Is dat nu voor niets geweest? Vervolging door de Judaïsten (Hd 14:1-5) heeft hun geloof niet aan het wankelen gebracht. Zal dat nu toch gebeuren door de misleiding van deze mensen?

Gl 3:5. Hij blijft vasthouden aan de echtheid van hun geloof. Vandaar zijn vijfde vraag die aansluit op zijn vraag in Gl 3:2. Daar spreekt hij over het eenmalig ontvangen van de Heilige Geest; hier spreekt hij over het doorgaande werk van de Geest. Hij wijst op de onloochenbare bewijzen van de werking van de Geest. De vraag die hij daaraan verbindt, is: Doet God dat in antwoord op gehoorzaamheid aan geboden of als gevolg van het gelovig aannemen van het evangelie?

Gl 3:6. Na wat je kunt noemen de subjectieve ervaring in de Gl 3:1-5, gaat Paulus vanaf Gl 3:6 over op de objectieve bewijzen van de Schrift. De Schrift blijft de volmaakte toetssteen, of het nu ervaringen betreft, of dat het om de leer gaat. De tegenstanders stellen dat de Galaten zich moeten laten besnijden. Ze beroepen zich daarvoor op Genesis 17 (Gn 17:9-10). Voor de oorsprong van de besnijdenis verwijst iedere Jood naar Abraham.

Paulus’ verweer hierop is meesterlijk. Hij verslaat de Judaïsten met hun eigen wapens en breekt zo hun hele leergebouw af. Hij verwijst namelijk naar dezelfde Abraham om aan te tonen dat Abraham geen gerechtigheid bezat op grond van de besnijdenis, maar op grond van geloof. Van nature was Abraham een zondaar als ieder ander en bezat hij die gerechtigheid niet. Dat hij gerechtigheid ontving, is door dat geloof dat hij al bezat voordat hij besneden was (Rm 4:9-10). Het heeft niets met werken te maken.

Integendeel, Abraham deed niets anders dan geloven in wat God gezegd had over een talrijk nageslacht, juist toen er van hemzelf en Sara niets meer te verwachten viel. Zijn geloof rustte in wat God had gezegd. Dat geloof werd hem door God “tot gerechtigheid gerekend”. Dat wil zeggen: God verklaarde hem rechtvaardig. Daardoor kon hij in verbinding staan met de rechtvaardige God.

Gl 3:7. Allen die zo’n geloof hebben, zijn zonen van Abraham. Zij lijken op hem en staan in dezelfde positie voor God.

Misschien is het wel zo, dat de brief aan de Galaten pas in onze tijd zijn volle kracht heeft. Bij de Galaten kon het kwaad nog worden geweerd, maar de christenheid heeft zich grotendeels onder de wet geplaatst. Hoeveel christenen menen niet voor God aangenaam te zijn op grond van uiterlijke inzettingen, zoals de doop of het horen bij de – in hun ogen – juiste kerk? Vooral voor hen heeft deze brief een duidelijke boodschap.

Lees nog eens Galaten 3:1-7.

Verwerking: Welke tegenstellingen tref je in deze verzen aan?

Copyright information for DutKingComments