Genesis 1:14-16

De vierde dag

De vierde dag kunnen we verbinden met de eerste dag. Op de eerste dag is het licht tot stand gebracht; op de vierde dag maakt God de hemellichamen of lichtdragers. Daarbij geeft de zon niet alleen licht, maar ook warmte. De hemellichamen zijn aan God onderworpen en worden door Hem bij name gekend (Js 40:26). Ze mogen nooit worden aanbeden (Dt 4:19; Dt 17:3).

Ook hier is weer sprake van een scheiding die God aanbrengt. Ook zijn de lichten tot tekenen van Gods grootheid. Hij stelt ze tot bepaling van de tijdrekening in dagen en jaren en regelmatig terugkerende perioden in de natuur en de cyclus van feesten in Israël.

In de geestelijke ontwikkeling van de bekeerde is de vierde dag het stadium van licht dragen in de wereld. De zon stelt de Heer Jezus voor (Ml 4:2a). Hij is “het licht van de wereld” (Jh 8:12). De gelovige is “licht in [de] Heer” (Ef 5:8) en “het licht van de wereld” (Mt 5:14). De maan schijnt in de nacht. Hij krijgt zijn licht van de zon. Zo is het met de gelovige. Het is nacht in de wereld. Daarin mag de gelovige het licht van de zon, de Heer Jezus, doorgeven. Sterren schijnen ook in de nacht. Gods kinderen schijnen als lichtdragers in de wereld, “te midden van een krom en verdraaid geslacht” (Fp 2:15).

Zien de mensen bij ons het onderscheid tussen dag en nacht en kunnen ze in ons iets waarnemen van Gods grootheid en hoe Hij de dingen in het wereldgebeuren bestuurt?

Copyright information for DutKingComments