Genesis 1:28

De zesde dag: de mens

Ook op de zesde dag spreekt God twee keer. De schepping van de mens wordt op een speciale manier ingeleid en op een speciale manier toegelicht. De speciale inleiding horen we in de woorden “laten Wij mensen maken”. Het wil zeggen dat er in de Godheid overleg heeft plaatsgevonden. Het woord “Wij” wijst erop dat God drie-enig is.

De speciale toelichting is dat God de mens schept “naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis”. Het beeld van God zien we in de positie die de mens als hoofd van de schepping inneemt: hij is daarin Gods vertegenwoordiger. De gelijkenis van God komt tot uiting in het handelen van de mens: hij handelt met inzicht in de schepping. Vanwege deze hoge plaats van de mens worden we opgeroepen alle mensen te eren (1Pt 2:17; Jk 3:9), ook al is de mens door de zonde nog zo in verval geraakt en wordt hij soms vergeleken met een redeloos dier (Jd 1:10; 2Pt 2:12).

God schept de mens “mannelijk en vrouwelijk” (Gn 1:27b; Gn 5:2; Mt 19:4; Mk 10:6). Er is, om zo te zeggen, een mannelijke en een vrouwelijke variant van de mens. God heeft één mens geschapen, waarbij die mens als het ware een twee-eenheid is. De moderne mens doet wel verwoede pogingen om het onderscheid uit te wissen is, maar dat is ronduit dwaasheid.

[Zie verder de publicaties Het Huwelijk in Ere, Die Twee = M+V en Seksualiteit, een gave van God.]

“En God zegende hen” door de mens toe te zeggen dat hij de aarde mag vervullen en onderwerpen. Deze zegen is meer dan het verlenen van de kracht om vruchtbaar te zijn en talrijk te worden, zoals dat van de zeedieren en de vogels ook is gezegd (Gn 1:22). Het is ook de macht over de aarde en alle dieren.

Copyright information for DutKingComments