Genesis 14:18-22

Twee ontmoetingen

Het moment van succes is altijd het moment van gevaar. De koning van Sodom wil onderhandelen. In hem zien we een beeld van de satan, die komt “als een engel van het licht” (2Ko 11:14). Maar voordat die ontmoeting plaatsvindt, komt eerst Melchizedek Abram tegemoet. Melchizedek is een beeld van de Heer Jezus, zo blijkt duidelijk uit de brief aan de Hebreeën, waar deze priester vaak wordt genoemd (Hb 7:1-2). Deze priester wordt “een priester van God, de Allerhoogste” genoemd. Dat is de naam van God die doet denken aan het duizendjarig vrederijk, wanneer alles aan Hem onderworpen zal zijn.

Melchizedek komt met brood en wijn tot Abram. Dat heeft niets te maken met het avondmaal. Het avondmaal is de gedenkmaaltijd naar aanleiding van de dood van de Heer Jezus. Hier komt (in beeld) de Heer Jezus met wat kracht (brood) en vreugde (wijn) geeft. Hij deelt zegen uit.

Abraham, zo lezen we in de brief aan de Hebreeën, geeft Melchizedek een tiende van de buit, waardoor hij hem als zijn meerdere erkent (Hb 7:4). Het recht op de tienden is dan nog niet door een gebod van God geregeld. Melchizedek behoort helemaal niet tot het geslacht van Levi voor wie God later dat recht bij wet regelt en ook niet tot een ander geslacht voor wie iets geregeld zou zijn. Hij neemt tienden van Abraham op grond van zijn eigen persoon en ambt. Dus is hij groter dan Abraham (Hb 7:6-7).

Na de ontvangst van de tienden zegent hij Abram als degene aan wie God Zijn beloften heeft gedaan. Abram is de bezitter en bewaarder van Goddelijke beloften. Hij zal de vader van een menigte van volken worden, in wie door God alle volken van de aarde gezegend zullen worden. De persoon door wie Abraham gezegend wordt, is iemand die werkelijk groot genoemd kan worden. Alle ware zegen is ook voor de christen verbonden met de Persoon en het ambt van Christus in de hemel.

Hij die zegent, is ‘zonder enige tegenspraak’ meer dan hij die gezegend wordt (Hb 7:7). Dat het meerdere het mindere zegent, is in de christenheid vergeten. Dat zien we bijvoorbeeld in de predikant die de gemeente zegent, alsof hij meer is dan degenen die hij dient. In het christendom is de ene gelovige echter niet meer dan de andere gelovige (Mt 23:8).

Na deze ontmoeting komt de ontmoeting met de koning van Sodom die al naar hem onderweg is. Het voorstel dat de koning van Sodom doet en waarin een grote list schuilgaat, wordt door Abram van de hand gewezen. Hij doorziet de list. Hij wil niets hebben, zelfs het geringste niet, van wat de wereld hem aanbiedt, waardoor de wereld een claim op hem zou kunnen leggen.

Zijn weigering is des te gemakkelijker omdat hij zojuist gezegend is namens God Zelf, van Wie Melchizedek heeft gezegd: “Die hemel en aarde bezit” (Gn 14:19). Wat zou een gelovige willen ontvangen uit handen van de duivel van de aardse zegeningen als hij zich bewust is dat hij verbonden is met de Heer Jezus, aan Wie “is gegeven alle macht in hemel en op aarde” (Mt 28:18) en aan Wie de Vader alle dingen in handen heeft gegeven (Jh 3:35; Jh 13:3)?

Wat Abram zelf weigert omdat hij de rijkdom van de Heer Jezus heeft gezien, weigert hij niet voor zijn metgezellen. De beperkingen die we onszelf opleggen in het gebruikmaken van bepaalde vrijheden, moeten we niet aan anderen opleggen. De keus die we maken, is een persoonlijke keus, die we niet voor anderen kunnen maken.

Copyright information for DutKingComments