Genesis 17:19

De erfgenaam beloofd

Als door God alles met betrekking tot het verbond en de besnijdenis naar voren is gebracht, vertelt Hij wie de moeder van de erfgenaam is. Daaraan verbindt God tevens een naamsverandering voor Sarai. De erfgenaam zal uit “Sara” worden geboren. “Sarai” betekent ‘mijn vorstin’; “Sara” betekent ‘vorstin’. Bij ‘mijn vorstin’ kunnen we denken aan een bepaalde familie of een bepaald geslacht waartoe zij behoort. Die naam houdt een zekere beperking in. Bij ‘vorstin’ denken we niet aan beperkingen, maar aan haar waardigheid. Zij is een beeld van Israël dat nog onvruchtbaar is, maar dat vrucht zal voortbrengen die tot zegen voor de hele aarde zal zijn.

Na deze mededeling werpt Abraham zich in aanbidding neer voor God en lacht. Dit is geen lachen van ongeloof, zoals later bij Sara (Gn 18:12). Het is een lachen van blijdschap en geloof om de toezegging van God (Rm 4:19). Dat het een lachen van blijdschap en geloof is, komt ook tot uiting in de naam die hij zijn zoon moet geven. “Izak” betekent namelijk ‘lachen’.

Abraham heeft nog wel een speciaal verzoek voor Ismaël. Die is immers ook zijn zoon? Op dit verzoek van Abraham gaat God alleen in door voor Ismaël zegen op de aarde in het vooruitzicht te stellen, zonder dat hij door een speciale band met God in verbinding zal staan. Ismaël is het resultaat van een werk van ongeloof. Daarmee kan God nooit in een verbondsrelatie staan.

Dan spreekt God verder over Izak. De zegen voor Abraham en zijn nageslacht is uitsluitend verbonden met Izak. Met hem zal God ook Zijn verbond oprichten. Hij voorzegt dat de geboorte van Izak in de nabije toekomst zal plaatsvinden. De vervulling van de belofte zal niet lang meer op zich laten wachten.

Copyright information for DutKingComments