Genesis 18:10-14

Aankondiging geboorte Izak

De HEERE en de engelen vragen naar Sara. Er is niet alleen belangstelling voor Abraham, maar ook voor Sara. Zij zal namelijk de moeder van de beloofde zoon en erfgenaam zijn. Ze is niet ver weg, ze is in de tent. Het wijst op de gebruikelijke plaats die de vrouw in het gezin inneemt. Daarmee is niet gezegd dat de vrouw niet buitenshuis zou mogen werken. Bij de aankondiging van de geboorte van Simson is zijn moeder op het veld en krijgt daar bezoek van de HEERE (Ri 13:9). Het gaat om het motief, wat de reden is dat de vrouw buitenshuis werkt.

Hoewel Sara niet aanwezig is bij het gesprek, is ze wel toehoorster. Ze luistert mee. Door de vraag die over haar verblijfplaats wordt gesteld en het antwoord van Abraham weet zij dat de anderen ervan op de hoogte zijn dat zij hen kan horen. Haar verblijfplaats bevindt zich achter de HEERE. Ze heeft als het ware geen contact met Hem van aangezicht tot aangezicht, zoals Abraham dat wel heeft.

Terwijl zij eten, doet de HEERE de mededeling dat de beloofde zoon en erfgenaam nu spoedig geboren zal worden. Als er bij ons gemeenschap is met God, zal Hij ook ons Zijn gedachten over Zijn Zoon en de komst van Zijn Zoon bekendmaken, want “vertrouwelijk gaat de HEERE om met wie Hem vrezen, Zijn verbond maakt Hij hun bekend” (Ps 25:14).

Wat al eerder in algemene zin bekend is, wordt nu als een gebeurtenis aangekondigd die dichtbij is. Wij kunnen ook uit de Schrift weten dat de Heer Jezus komt, zelfs dat Hij spoedig komt, maar het is nog iets anders dat in gemeenschap met Hem uit Zijn mond te horen.

Sara hoort de mededeling ook, maar gelooft het niet. Zij leeft niet in die nauwe gemeenschap met God die haar man heeft. Ze beoordeelt de omstandigheden en meet die af naar wat bij mensen mogelijk of onmogelijk is (vgl. Lk 1:18). Haar waarnemingen zijn juist, maar haar conclusie is dat niet, omdat ze geen rekening houdt met Gods almacht.

Tegelijk noemt ze haar man “mijn heer”. Dat strekt haar tot eer en daarin wordt ze als een voorbeeld gesteld voor alle gelovige vrouwen (1Pt 3:6). Petrus haalt dit voorbeeld niet aan om duidelijk te maken dat een vrouw haar man met ‘heer’ moet aanspreken. Het gaat erom dat Sara het geen schande heeft gevonden haar man ‘heer’ te noemen. Het is de bedoeling te laten zien dat de vrouw ten opzichte van haar man een houding van verschuldigd respect moet laten zien (Ef 5:33).

Het feit dat zij hem gehoorzaamt, wil ook niet zeggen dat zij zijn slaaf is. De onderdanigheid of gehoorzaamheid van de vrouw betekent niet dat een man niet naar zijn vrouw hoeft te luisteren. Vrouwen zijn hun man tot hulp gegeven, om hen van dwaasheden af te houden. Daarvan hebben we ook een voorbeeld uit het leven van Abraham. Sara zegt later een keer tegen hem dat hij iets moet doen. Als hij niet naar haar wil luisteren, zegt God tegen hem dat hij wel naar haar moet luisteren (Gn 21:12).

Dit voorbeeld is een illustratie van de verhoudingen in het huwelijk van de christen en hier in het bijzonder over de houding van de christin. Als gelovige vrouwen de houding tegenover hun man aannemen die Sara tegenover Abraham aanneemt, lijken ze in geestelijk opzicht op Sara en kunnen daarom “haar kinderen” worden genoemd. Zij vertonen dan haar natuur en instelling. Vrouwen die Sara hierin navolgen, zullen dat ook laten zien door goed te doen. Daarbij hoeven ze geen enkele verschrikking van wie dan ook te vrezen, want wie goed doet en daarin de wil van de Heer doet, mag zich beschermd weten door God.

Het is belangrijk dat een vrouw zelf ook in een nauwe gemeenschap met de Heer leeft. Soms zijn het juist vrouwen die een diepere gemeenschap met de Heer beleven dan mannen. Maria van Bethanië (Lk 10:39) en Maria Magdalena (Jh 20:16) zijn daarvan sprekende voorbeelden.

De HEERE, voor Wie niets en niemand verborgen is, weet wat Sara bij zichzelf denkt. Hij bestraft haar om haar ongelovige redeneringen. Sara ontkent dat ze heeft gelachen. Tegelijk lezen we dat ze ‘vreest’. Daarin ligt indirect haar geloof opgesloten (Hb 11:11), want de vrees voor de HEERE is het beginsel van kennis en wijsheid (Sp 1:7; Sp 9:10; Ps 111:10).

De HEERE stijgt in Zijn genade ver boven het gedrag van Sara uit door met het schitterende, altijd weer bemoedigende woord te antwoorden: “Zou er iets voor de HEERE te wonderlijk zijn?” Het antwoord op deze vraag horen we uit de mond van Jeremia: “Ach, Heere HEERE! Zie, Ú hebt de hemel en de aarde gemaakt door Uw grote kracht en door Uw uitgestrekte arm. Niets is voor U te wonderlijk” (Jr 32:17). De HEERE herhaalt de belofte dat Sara over een jaar een zoon zal hebben.

Copyright information for DutKingComments