Genesis 21:22

Abraham en Abimelech

Hier is de verhouding tussen Abraham en Abimelech volledig omgekeerd in vergelijking met het vorige hoofdstuk. Abimelech erkent dat God met Abraham is. Dit is een beeld van wat in de toekomst de volken zullen zeggen, wanneer Israël tot het hoofd van de volken is geworden (Zc 8:23).

Een christen kan deze erkenning nu al ten deel vallen. Als hij trouw wandelt met God, zal dat opgemerkt worden. Dat is het gevolg van het ‘wegzenden’ van het vlees, van het niet wandelen zoals de volken doen. Als Izak – in ons leven: de Heer Jezus – zijn ware plaats krijgt, komt deze erkenning van Abimelech – voor ons: van de wereld. Abraham wordt wel pijnlijk herinnerd aan zijn falen (Gn 21:23).

Toch is, zoals gezegd, de verhouding volledig anders. Nu berispt Abraham Abimelech vanwege een waterput en geeft hij geschenken aan Abimelech. De put krijgt de naam van de woestijn Berseba. Het verbond dat ze met elkaar sluiten, wordt bekrachtigd door een geschenk van de hand van Abraham. Hierna gaat Abimelech terug naar zijn land.

Abraham roept “de Naam van de HEERE, de eeuwige God, aan”. Hij brengt het besef tot uiting dat God boven de tijd staat en dat al Zijn beloften waargemaakt zullen worden, ook al is daar nog niets van te zien. Daarom ook plant hij in dit geloof een tamarisk bij Berseba (‘put van de eed’). Hiermee geeft hij als het ware de grens aan tussen zichzelf en de Filistijnen.

Copyright information for DutKingComments