Genesis 24:57-67

Reacties van Laban, Bethuel en Rebekka

Broer Laban en vader Bethuel erkennen dat de HEERE aan het werk is. Ze kunnen er niets “ten kwade of ten goede” van zeggen, dat wil zeggen dat ze er niets aan kunnen toevoegen of vanaf kunnen doen. Ze kunnen er niets aan veranderen (vgl. Nm 24:13). Daarom geven ze toestemming aan de dienaar om Rebekka mee te nemen. Hun instemming lijkt overigens meer gedwongen dan van harte te zijn. Dat blijkt ook verderop, als er wordt getracht het vertrek van Rebekka te vertragen. De dienaar neemt de instemming aan uit de hand van de HEERE en eert Hem ervoor.

Bij de voorbereidingen van de reis van Rebekka naar Izak hoort een nieuwe serie geschenken. Voor Rebekka haalt hij zilveren en gouden sieraden en kledingstukken tevoorschijn. Laban en haar moeder krijgen kostbare geschenken. Als de zaak zover klaar is, kunnen de dienaar en zij die bij hem zijn, eten en drinken en rustig gaan slapen.

De volgende dag wil de dienaar terug naar zijn heer. Er is geen enkele reden langer te blijven. Hij weet hoe Abraham en ook Izak vol verlangen uitzien naar het resultaat van zijn missie. De broer en de moeder van Rebekka delen echter niet in dat verlangen. Zij willen graag dat Rebekka toch zeker nog een dag of tien bij hen blijft. De dienaar laat zich echter niet ophouden. Dan wordt aan Rebekka gevraagd of zij “met deze man” wil meegaan. Haar antwoord is kort en krachtig: “Ik zal meegaan.”

Als we zijn opgegroeid in een christelijk gezin en al veel hebben gehoord over alle schatten van de Vader en de Zoon, komt ook tot ons de vraag of we onder de leiding van Gods Geest ons willen toewijden aan de Heer Jezus op onze reis naar Hem. Het antwoord zal blijken uit ons leven.

Rebekka gaat met de dienaar mee

Als Rebekka zonder enige bedenking haar beslissing heeft bekendgemaakt, mag zij gaan. Haar familie wenst haar een talrijk nageslacht en de overwinning over haar vijanden. Dan maakt ze zich gereed en volgt de man, dat is de dienaar, die haar meeneemt en vertrekt naar zijn heer en de zoon van zijn heer.

Izak en Rebekka

Van de eigenlijke reis wordt niets vermeld. Het hart van Rebekka is vol van haar bruidegom. Het hart van Izak is vol van zijn bruid. Izak is bij de put Lachai-Roï, daar woont hij. Als Rebekka hoort wie hij is, bedekt ze zich met een sluier. Dat is niet om niet door andere mannen gezien te worden, maar om alleen voor hem te zijn. Het lange haar van de vrouw, dat een sluier wordt genoemd (1Ko 11:15), is een treffende uitdrukking van de toewijding van de gemeente, de bruid, aan de Heer Jezus, de Bruidegom.

Dan brengt Izak haar in de tent van zijn moeder Sara en trouwt met haar. Hier is voor de tweede keer sprake van ‘liefde’ in de Bijbel. De eerste keer betreft het de liefde tussen Abraham en Izak, een beeld van de Vader en de Zoon (Gn 22:2). Hier betreft het de liefde tussen Izak en Rebekka, een beeld van de liefde tussen de Heer Jezus en de gemeente. Sara wordt vervangen door Rebekka; zo is de gemeente in de plaats gekomen voor Israël.

Het gaat hier niet om de opname van de gemeente om bij de Heer Jezus te zijn. De plaats van vereniging is hier een tent. Dat spreekt van vreemdelingschap. Het beeld dat we voor ons hebben, is het verlangen van de Vader en de Heilige Geest om op aarde al te bewerken dat de gemeente haar een en al vindt in de Zoon en dat zij nu al gemeenschap met Hem wil hebben, tot een vreugde voor Zijn hart.

Copyright information for DutKingComments