Genesis 25:29-34

Ezau veracht het eerstgeboorterecht

Het eerste bewijs dat Ezau een ongoddelijke is en dat Jakob zich eigenhandig van de zegen wil verzekeren, wordt geleverd in deze geschiedenis met de linzensoep. Het verschil in karakter dat hier blijkt, zal in hun verdere leven steeds weer tot uitdrukking komen. Ezau heeft alleen belangstelling voor het hier-en-nu. Hij geeft niets om wat hem door God is beloofd. Hij wil een ogenblikkelijke bevrediging van zijn behoeften. Om later geeft hij niet.

Ezau is als al die mensen die hun buik dienen en niet God. Zijn ogen volgen zijn hart. Hij heeft zin in eten en als hij “dat rode daar” ziet, wil hij het onmiddellijk hebben. Het linzengerecht is als de wijn die “roodachtig fonkelt” en vlot naar binnen glijdt, maar “ten slotte bijt hij als een slang, spuwt hij gif als een adder” (Sp 23:31-32).

Om geen prooi te worden van de lusten van het vlees is het noodzakelijk dat we leren in zelfoordeel te leven. Dat kan alleen door te zien op Christus en Zijn werk voor ons aan het kruis. Alleen dan kunnen we ons voor de zonde dood houden (Rm 6:10-12).

Voor Ezau is het leven maar kort, het kan hem niet schelen wat zijn kinderen zullen krijgen. Hij denkt alleen aan zichzelf. De zegeningen hebben voor hem geen waarde, en zijn ouders ook niet. Hij verkwanselt zijn eerstgeboorterecht voor direct genot, waarom hij ook een “ongoddelijke” wordt genoemd (Hb 12:16).

Ezau heeft van deze ongoddelijke versmading van het eerstgeboorterecht nooit berouw gehad. Daarvoor is bij hem geen plaats (Hb 12:17). Hij heeft ook geen berouw gezocht, maar de zegen. Ieder die met berouw over zijn zonden tot God gaat, zal zeker vergeving ontvangen. Ezau heeft echter later niet gehuild omdat hij er berouw van heeft gekregen dat hij zijn eerstgeboorterecht heeft verkocht, maar omdat hij de bijbehorende zegeningen heeft verspeeld. Hij heeft gehuild, niet omdat hij een zondaar is, maar omdat hij een verliezer is. Zulke tranen zullen er in de hel zijn.

In korte trekken wordt in Gn 25:34 zijn houding beschreven: “Hij at, dronk, stond op en ging weg.” Dat is zijn leven, zoals dat van steeds meer mensen vandaag (1Ko 15:32). Er is geen enkele ruimte voor God. Zijn leven is afgesloten naar boven en gericht op beneden. Dat is de tragiek van veel mensen, vooral van mensen die zijn opgegroeid in een gezin waar ze over God en de Heer Jezus hebben gehoord, maar dat bewust van zich af hebben geworpen. Zij hebben de wereld gekozen en dat is hun leven (Ps 17:14a).

Copyright information for DutKingComments