Genesis 27:20

Jakob steelt de zegen

Jakob, verkleed als Ezau, komt bij zijn vader. Izak betast hem en zegt: ”De stem is Jakobs stem, maar de handen zijn Ezaus handen.” Als we dit toepassen op een gelovige, kunnen we zeggen: ‘Hij praat als een gelovige, maar zijn daden zijn die van de wereld.’ Wat we zeggen, behoort overeen te komen met wat we doen.

Als Izak Jakob kust, ruikt hij de geur van het veld. Wat is het droevig, als om een gelovige de ‘geur’ van de wereld hangt. Wat we eten, is bepalend voor hoe we ruiken. Eten we het voedsel van de wereld of het voedsel van de Heer Jezus?

Tot driemaal toe spreekt Izak zijn argwaan uit, zijn onzekerheid, of hij werkelijk met Ezau te doen heeft (Gn 27:20; 22; 24). Omdat hij afhankelijk is van zijn tast- en reukzin, komt hij niet achter de waarheid en gelooft hij de leugen. Als hij op God zou hebben vertrouwd, zou hij ondanks zijn blindheid zich nooit hebben laten bedriegen (vgl. 1Kn 14:4-5).

Jakob speelt de rol van Ezau goed. Dat blijkt uit wat hij zegt als Izak opmerkt dat hij zo snel van de jacht terug is. Jakob spreekt dan over “de HEERE, uw God”. Dat zou Ezau ook zeggen. Ezau heeft geen verbinding met de HEERE en zal daarom nooit over ‘de HEERE, mijn God’ spreken, terwijl Jakob dat wel zou zeggen.

De zegen die Izak over Jakob uitspreekt, is een zegen zoals die voor Ezau bedoeld zou zijn. Izak zegent Jakob met de overvloed van de hemel en van de aarde, met de heerschappij over andere volken en zijn broers, en met vervloeking over allen die hem vervloeken en zegen voor ieder die hem zegent. Het is niet de zegen zoals God die in zijn volheid voor Jakob heeft bedoeld. Dat maakt Izak enigszins goed in Genesis 28 (Gn 28:4), terwijl God Zelf in Genesis 35 de volle zegen beschrijft (Gn 35:11-12).

De geschiedenis zoals die hier wordt vermeld, geeft weinig blijk van geloof. Toch is Izak geen man die zonder God leeft. In de zegen die hij doorgeeft, is geloof aanwezig (Hb 11:20).

Copyright information for DutKingComments