Genesis 37:14

Jakob zendt Jozef naar zijn broers

Hoewel “Israël” (Gn 37:13) zijn zonen kent, zendt hij toch Jozef, de zoon van zijn liefde, naar zijn broers. Dat bewijst dat Jakob zijn andere zonen niet verwaarloost ten gunste van Jozef. Ook hierin zien we een prachtig beeld van de Vader Die Zijn Zoon zendt. Zoals Jozef zegt, als zijn vader hem wil zenden: “Zie, hier ben ik”, zo zegt de Heer Jezus bij Zijn komen in de wereld: “Zie, Ik kom … om Uw wil te doen, o God!” (Hb 10:7; 9). Jakob is begaan met de welstand van zijn zonen en ook met de welstand van de kudde (Sp 12:10). Zo is God begaan met het welzijn van Zijn volk en Zijn schepselen.

Jakob meent dat zijn zonen bij Sichem zijn. Als Jozef daar komt, vindt hij hen niet. Dan komt hij een man tegen die hem vraagt wat hij zoekt. Jozef geeft het prachtige antwoord: “Ik ben op zoek naar mijn broers.” Jozef weet dat zijn broers hem niet zo beschouwen, maar hij ziet hen wel zo. Zo is de Heer Jezus ook gekomen tot “het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen” (Jh 1:11).

De man vertelt hem waar hij zijn broers kan vinden. Dan gaat Jozef daarheen. Zijn gehoorzaamheid gaat verder dan wat zijn vader hem heeft opgedragen. Hij zou ook hebben kunnen teruggaan met de mededeling dat hij zijn broers niet heeft gevonden op de plaats waar Jakob hem heen heeft gestuurd.

God weet natuurlijk wel in wat voor toestand Zijn volk zich bevindt als Hij Zijn Zoon zendt. De gehoorzaamheid van de Zoon heeft niet verder kunnen gaan dan wat de Vader van Hem heeft gevraagd, want de Zoon heeft in alles uit gehoorzaamheid aan de Vader gehandeld. Tijdens Zijn leven op aarde doet Hij niet meer en niet minder dan volmaakt en volledig gehoorzamen. Hij kan niet anders, want het is Zijn voedsel de wil te doen van Hem Die Hem heeft gezonden (Jh 4:34). In Zijn gehoorzaamheid is geen gradatie.

Copyright information for DutKingComments