Genesis 4:1

Inleiding

In Genesis 3 brengt de zonde scheiding tussen God en de mens (Js 59:2a). Genesis 4 laat zien dat de breuk met God door de zonde ook gevolgen heeft voor de verhouding tussen mensen.

Kaïn en Abel

Zondige mensen krijgen zondige kinderen (Jh 3:6a; Ps 51:7b; Jb 14:4). De Heer Jezus is de enige uitzondering. Hij is wel uit Maria, een zondige vrouw, geboren, maar niet door een zondige man verwekt. Hij is verwekt door God de Heilige Geest (Lk 1:35). Daarom staat van Hem dat Hij “geen zonde gekend heeft” (2Ko 5:21) en dat Hij “geen zonde heeft gedaan” (1Pt 2:22). Hij is de Zoon van God Die geen zondige natuur heeft: “In Hem is geen zonde” (1Jh 3:5).

Eva geeft haar eerstgeboren zoon de naam “Kaïn”. Die naam betekent ‘verkregen’ of ‘winst’. Mogelijk noemt ze hem zo, omdat ze meent dat hij het beloofde Zaad of Nageslacht is (Gn 3:15). Spoedig zal ze leren dat hij het niet is. Op soortgelijke manier vergist later ook Samuel zich, als hij meent dat Eliab, de oudste broer van David, wel Gods uitverkoren koning zal zijn omdat deze man zo groot is (1Sm 16:6-7). Kaïn krijgt ook een broer: Abel.

Beide jongens ontwikkelen zich verschillend. Daar is niets mis mee. Wel zien we in het verschil in hun bezigheden een aanwijzing van de gerichtheid van hun hart. Abel wordt een herder van kleinvee. Dat lijkt een gemakkelijk werk, terwijl Kaïn een harde werker lijkt te zijn.

Dat Abel herder van kleinvee wordt, maakt duidelijk dat zijn hart naar God uitgaat. Hij heeft het kleinvee namelijk niet om er zelf van te eten. Dat is dan nog niet aan de orde, want het vlees wordt pas in Genesis 9 door God aan de mens tot voedsel gegeven (Gn 9:3). Abel houdt schapen om ze aan God te offeren, zoals we in Gn 4:4 lezen. Hij is diep doordrongen van het feit dat een mens alleen voor God kan bestaan op de grondslag van een offer.

Copyright information for DutKingComments