Genesis 4:14

Kaïn gaat weg van de HEERE

Als God als Rechter Kaïn met zijn zonde confronteert, kan hij er niet meer onderuit. Dan gooit Kaïn het over een andere boeg. Hij meent dat zijn zonde te groot is om te kunnen worden vergeven. Hier zien we de twee uitersten. Eerst heeft Kaïn zijn zonde ontkend. Nu hij daar niet meer onderuit kan, stelt hij dat zijn zonde onvergeeflijk is. In beide gevallen wordt duidelijk dat hij zich niet voor God wil buigen.

Beide uitvluchten zijn een leugen van de satan, waardoor hij mensen ervan weerhoudt zich te bekeren tot God en het aanbod van genade te aanvaarden om behouden te worden. Het eerste is een rechtvaardiging van zichzelf, het tweede is een kleineren van God, alsof er een zonde is waarmee Hij geen raad zou weten, waarvoor de Heer Jezus niet heeft kunnen sterven.

Schuld die niet vergeven is, vervult de mens met voortdurende angst (Sp 28:1a; Jb 15:20-21; Ps 53:6). Waar Kaïn ook ronddwaalt, overal denkt hij in levensgevaar te zijn. In ieder die hij ontmoet, meent hij een gerechtsdienaar te zien. De mensen die op aarde leven, zijn zijn broers en zussen, maar zelfs voor hen is hij terecht bevreesd dat hij door hun hand zal sterven.

Toch komt God Kaïn in Zijn goedheid nog tegemoet voor wat betreft zijn leven op aarde. Door Kaïn met een teken te merken zullen anderen kunnen zien dat God Zich als Enige het recht voorbehoudt met hem, de zondaar, te handelen. Na deze toezegging draait Kaïn de HEERE de rug toe. Hij vertrekt naar het oosten, de richting waarheen God Adam en Eva heeft verdreven (Gn 3:24) en gaat daar wonen.

Copyright information for DutKingComments