Genesis 4:16-22

Kaïn gaat weg van de HEERE

Als God als Rechter Kaïn met zijn zonde confronteert, kan hij er niet meer onderuit. Dan gooit Kaïn het over een andere boeg. Hij meent dat zijn zonde te groot is om te kunnen worden vergeven. Hier zien we de twee uitersten. Eerst heeft Kaïn zijn zonde ontkend. Nu hij daar niet meer onderuit kan, stelt hij dat zijn zonde onvergeeflijk is. In beide gevallen wordt duidelijk dat hij zich niet voor God wil buigen.

Beide uitvluchten zijn een leugen van de satan, waardoor hij mensen ervan weerhoudt zich te bekeren tot God en het aanbod van genade te aanvaarden om behouden te worden. Het eerste is een rechtvaardiging van zichzelf, het tweede is een kleineren van God, alsof er een zonde is waarmee Hij geen raad zou weten, waarvoor de Heer Jezus niet heeft kunnen sterven.

Schuld die niet vergeven is, vervult de mens met voortdurende angst (Sp 28:1a; Jb 15:20-21; Ps 53:6). Waar Kaïn ook ronddwaalt, overal denkt hij in levensgevaar te zijn. In ieder die hij ontmoet, meent hij een gerechtsdienaar te zien. De mensen die op aarde leven, zijn zijn broers en zussen, maar zelfs voor hen is hij terecht bevreesd dat hij door hun hand zal sterven.

Toch komt God Kaïn in Zijn goedheid nog tegemoet voor wat betreft zijn leven op aarde. Door Kaïn met een teken te merken zullen anderen kunnen zien dat God Zich als Enige het recht voorbehoudt met hem, de zondaar, te handelen. Na deze toezegging draait Kaïn de HEERE de rug toe. Hij vertrekt naar het oosten, de richting waarheen God Adam en Eva heeft verdreven (Gn 3:24) en gaat daar wonen.

Het nageslacht van Kaïn

Het eerste geslachtsregister in de Bijbel is dat van Kaïn, het geslachtsregister van de lijn van het ongeloof, van het vlees. In Genesis 5 komt het geslachtsregister van het geloof (Gn 5:1). Hier zien we het beginsel: “Niet het geestelijke is eerst, maar het natuurlijke; daarna het geestelijke” (1Ko 15:46). Dat hebben we ook in het offer gezien: eerst offert Kaïn, daarna Abel. Dat het in dit geslachtsregister gaat om mensen die in ongeloof leven, blijkt uit het feit dat Kaïn een stad bouwt en die noemt naar de naam van zijn zoon. Hij schrijft zijn eigen heerlijkheid op zijn bouwwerk.

Zijn nakomeling Lamech vertrapt de instelling van God ten aanzien van het huwelijk door twee vrouwen te nemen. De kinderen die hij bij die vrouwen verwekt, hebben kwaliteiten van God gekregen, maar gebruiken die voor zichzelf.

1. Jabal is “de vader van wie tenten bewonen en vee houden”, wat we kunnen toepassen op economische welvaart, bezit en gemak.

2. Jubal is “de vader van allen die harp en fluit kunnen bespelen”, wat we kunnen toepassen op het brengen van amusement door kunst en cultuur en andere vormen van verstrooiing.

3. Tubal-Kaïn is “een smid, [vader van] alle koper- en ijzerbewerkers”, wat staat voor wetenschap en techniek.

Deze dingen kenmerken de wereld vandaag. Naar God hoeft niet gevraagd te worden. De mens regelt alles zelf.

Verder vernemen we de brallende stem van Lamech die zich beroemt op zijn kracht. Hij is de man die voor zichzelf kan opkomen. Hij vindt zichzelf met kop en schouders boven zijn voorvader Kaïn uitsteken. Niemand zal hem, Lamech, iets kunnen doen, of die persoon zal veel zwaarder worden gestraft dan degene die Kaïn zou doden. Zo belangrijk vindt hij zichzelf.

Copyright information for DutKingComments