Genesis 4:8-15

Kaïn doodt Abel

Op de weg van Kaïn gebeuren de werken van Kaïn: moord (1Jh 3:12b). In plaats van gehoor te geven aan de oproep van God keert Kaïn zich tegen zijn broer. De eerste zonde – die van Adam en Eva – is er een tegen God, de tweede is er een tegen de naaste. De tweede zonde is het gevolg van de eerste.

Wat heeft Abel Kaïn gedaan? Abel heeft niets tegen Kaïn gedaan, maar Kaïn misgunt Abel de genade die hij van God heeft gekregen. Zo is het altijd gegaan. Zij die in eigen gerechtigheid menen God te kunnen dienen, hebben altijd hen vervolgd die uit genade willen leven (Gl 4:29). Godsdienstige leiders hebben de Heer Jezus gedood omdat Hij de genade predikte. Later hebben ze Paulus gevangengenomen en met hem hetzelfde willen doen omdat hij naar de volken is gegaan om hun het evangelie te prediken (Hd 22:19-22).

De HEERE velt vonnis over Kaïn

Evenals na de zonde van Adam komt God na de zonde van Kaïn met een vraag tot de zondaar. Met het stellen van vragen dwingt God de mens na te denken over zijn daden en een doordacht antwoord te geven. Kaïn antwoordt niet ontwijkend, zoals Adam en Eva, maar met een pertinente leugen. In Kaïn komen de twee hoofdkenmerken van de zonde tot uiting waar alle zonden toe zijn te herleiden: geweld en leugen of verdorvenheid.

God wijst hem erop dat Hij de stem van Abel hoort in diens bloed. Ontkennen heeft geen zin. God vervloekt Kaïn vanwege zijn halsstarrige weigering zijn zonde te erkennen. Deze vloek zal doorwerken in de resultaten van zijn bewerken van de aardbodem. De aardbodem zal hem niet meer opleveren wat die hem eerder opleverde. Al zijn inzet zal slechts een matig resultaat te zien geven.

Kaïn gaat weg van de HEERE

Als God als Rechter Kaïn met zijn zonde confronteert, kan hij er niet meer onderuit. Dan gooit Kaïn het over een andere boeg. Hij meent dat zijn zonde te groot is om te kunnen worden vergeven. Hier zien we de twee uitersten. Eerst heeft Kaïn zijn zonde ontkend. Nu hij daar niet meer onderuit kan, stelt hij dat zijn zonde onvergeeflijk is. In beide gevallen wordt duidelijk dat hij zich niet voor God wil buigen.

Beide uitvluchten zijn een leugen van de satan, waardoor hij mensen ervan weerhoudt zich te bekeren tot God en het aanbod van genade te aanvaarden om behouden te worden. Het eerste is een rechtvaardiging van zichzelf, het tweede is een kleineren van God, alsof er een zonde is waarmee Hij geen raad zou weten, waarvoor de Heer Jezus niet heeft kunnen sterven.

Schuld die niet vergeven is, vervult de mens met voortdurende angst (Sp 28:1a; Jb 15:20-21; Ps 53:6). Waar Kaïn ook ronddwaalt, overal denkt hij in levensgevaar te zijn. In ieder die hij ontmoet, meent hij een gerechtsdienaar te zien. De mensen die op aarde leven, zijn zijn broers en zussen, maar zelfs voor hen is hij terecht bevreesd dat hij door hun hand zal sterven.

Toch komt God Kaïn in Zijn goedheid nog tegemoet voor wat betreft zijn leven op aarde. Door Kaïn met een teken te merken zullen anderen kunnen zien dat God Zich als Enige het recht voorbehoudt met hem, de zondaar, te handelen. Na deze toezegging draait Kaïn de HEERE de rug toe. Hij vertrekt naar het oosten, de richting waarheen God Adam en Eva heeft verdreven (Gn 3:24) en gaat daar wonen.

Copyright information for DutKingComments