Genesis 49:4

Ruben

Ruben (betekent ‘zie, een zoon’) is de oudste zoon. Tot hem richt Jakob het eerst het woord. Eerst meet Jakob de zegeningen breed uit die Ruben als eerstgeborene ten deel zijn gevallen. Op hem heeft Jakob eerst zijn natuurlijke verwachting gevestigd, maar hij is bedrogen uitgekomen in zijn verwachting. Ruben weet zijn begeerten niet te beheersen en gaat zich in wellust te buiten aan de vrouw van zijn vader (Gn 35:22). De hoge positie van Ruben maakt zijn val des te dieper. Hij verspeelt zijn eerstgeboorterecht.

Jakob herinnert aan dit voorval dat ongeveer veertig jaar geleden heeft plaatsgevonden. Elke zonde, ook de zonde van seksuele aard, kan vergeven worden. Dat neemt niet weg dat de zonde van overspel en hoererij vaak als onuitwisbare vlek aan iemands leven blijft kleven (Sp 6:32-33).

Hoeveel is er al door gelovigen aan zegen verspeeld door de vrije teugel te geven aan seksueel kwaad! De zegen van de eerstgeborene is onder andere kracht, een hoge positie (aanzien) en veel vermogen (een dubbel deel). Het is allemaal verdwenen door de uitbarsting van zijn ontembare natuur. In Ruben zien we het verderf van de mens. Ruben behoudt zijn rechten als zoon, maar hij raakt het voorrecht van de eerstgeboren zoon kwijt.

Zo heeft het volk Israël de zegen verspeeld door zijn verdorven natuur de vrije loop te laten. Ze hebben zich als volk niet aan God gestoord en zijn de lusten van hun vlees gevolgd. Ze hebben God de rug toegekeerd en zich verbonden aan de afgoden.

Copyright information for DutKingComments