Genesis 49:8-12

Juda

Over Juda (betekent ‘lof’) spreekt Jakob op een heel andere toon dan over zijn oudste drie zonen. Hij vermeldt over Juda alleen prijzenswaardige dingen, een grote tegenstelling met de eerste drie zonen. Dat komt omdat de toekomst van Juda ten nauwste verbonden is met de Messias, Die uit Juda zal voortkomen. We kunnen Juda zelf hier als een type van de Heer Jezus als de Messias zien. Daarom ook wijdt Jakob meer woorden aan hem dan aan de andere zonen – met uitzondering van Jozef, om dezelfde reden. Al zijn broers zullen hem loven, hij zal de eerste plaats innemen die zijn oudste broer heeft verspeeld. Zo neemt Christus de eerste plaats in te midden van Zijn broeders (Rm 8:29; Hb 2:12).

Juda heeft de vijanden overwonnen. Daarom loven zijn broers hem. Zijn zegevierende kracht komt in het beeld van de leeuw duidelijk naar voren. Christus is “de Leeuw uit de stam van Juda” (Op 5:5). De heerschappij van Juda zal niet tijdelijk, maar eeuwig zijn: zijn scepter of heersersstaf zal niet wijken. Als Silo (betekent ‘rustbrenger’ of ‘vredestichter’) komt, dat wil zeggen als de Heer Jezus als Messias komt, zal zijn heerschappij zijn hoogtepunt bereiken. Dan zullen zelfs volken hem gehoorzaam zijn. Dat zal in het vrederijk gebeuren.

Het tafereel met de ezel (Gn 49:11a) doet denken aan de intocht van de Heer Jezus in Jeruzalem, waar die tijd als het ware even wordt beleefd: “Verheug u zeer, dochter van Sion! Juich, dochter van Jeruzalem! Zie, uw Koning zal tot u komen, rechtvaardig, en Hij is een Heiland, arm, en rijdend op een ezel, op een ezelsveulen, het jong van een ezelin” (Zc 9:9). De tijd zelf, dat is de tijd van het vrederijk, zal gekenmerkt worden door een overvloed van vreugde, waarvan de wijn een beeld is (Js 25:6).

De zegen van Juda wordt afgesloten met een beschrijving van de persoonlijke heerlijkheid van de Heer Jezus (Gn 49:12; vgl. Hl 5:10-16).

Copyright information for DutKingComments