Genesis 8:22

Gods antwoord op het offer

Het is indrukwekkend om te zien wat de aangename geur van het brandoffer bij de HEERE doet. Er komen daardoor gedachten bij Hem op die Hij ons ook nog eens bekendmaakt, zodat Hij ons laat delen in wat Hem op grond van het offer bezighoudt.

Hij zegt bij Zichzelf dat Hij de aardbodem niet meer zal vervloeken vanwege de mens. De reden die Hij daarvoor geeft, is bijna dezelfde als die Hij in Genesis 6 heeft gegeven (Gn 6:5-7). Daar zegt Hij dat Hij de aarde zal verdelgen omdat de overleggingen van het hart van de mens alleen maar slecht zijn. En nu zegt Hij dat Hij vanwege precies dezelfde reden de aarde juist niet meer zal verdelgen. De oplossing zien we als we op de samenhang letten.

Het eerste wordt gezegd vóór de zondvloed, het tweede erna. Eerst komt het oordeel over de mens vanwege zijn boosheid. Na de zondvloed komt daarbij dat de HEERE in aanmerking neemt dat het hart van de mens slecht is “van zijn jeugd af”. Het slechte is de mens aangeboren en daardoor is hij des te meer afhankelijk van de genade van God. Daarom neemt God na de zondvloed een andere grond voor Zijn betrekking met de mens. Het oordeel heeft het hart van de mens niet veranderd, maar God ziet de aarde nu aan op grond van de aangename geur van het brandoffer.

De HEERE ruikt de aangename geur van het offer. “Aangename geur” is letterlijk ‘de geur die rust geeft’. God heeft Zijn vreugde en rust gevonden in het offer van de Heer Jezus, Zijn Zoon (Ef 5:2). Dat vindt Hij nog steeds, ondanks de onveranderlijkheid van de mens. Op grond van het offer zal Hij de aarde niet meer door water laten vergaan.

Door het werk van de Heer Jezus aan het kruis, dat altijd voor Gods aandacht staat, houdt God de kringloop van Gn 8:22 in stand. Op grond van dat werk laat God nog steeds “Zijn zon opgaan over bozen en goeden en laat het regenen over rechtvaardigen en onrechtvaardigen” (Mt 5:45).

Copyright information for DutKingComments