Habakkuk 2:3-4

De vastgestelde tijd

“Het visioen wacht nog”, dat wil zeggen dat de bevrijding niet direct zal komen, maar dat geduld nodig is. Het is zeker dat de bevrijding zal komen. God zal het visioen van de verdelging van de tuchtroede, Babel, “werkelijkheid maken”. Na zeventig jaar zal Babel door de Meden en de Perzen worden overwonnen. Het voornemen van God kan niet verhaast en niet vertraagd worden. Het wordt vervuld op de vooraf “vastgestelde tijd”.

De vastgestelde tijd is ook de bestemde tijd van “het einde” ofwel de eindtijd. Dit is de dubbele bodem van de profetie. “Het einde” heeft een diepere betekenis dan alleen een gebeurtenis op korte termijn. Het gaat dan over de komst van Christus en de vestiging van het vrederijk (Hk 2:14). Dat blijkt uit de aanhaling van het laatste gedeelte van dit vers in de brief aan de Hebreeën (Hb 10:37). Daar blijkt dat het hier gaat over de wederkomst van Christus. God heeft voor de wederkomst van Christus, Die alle beloften zal vervullen, een tijd bestemd. We zien hier dat Jezus Christus de inhoud van het visioen is.

“Als Hij uitblijft” wordt in Hebreeën 10 geciteerd uit de Septuaginta en veranderd in “nog een zeer korte tijd”. Het ‘visioen’ doet de gelovige van nu uitzien naar Hem, naar Zijn komst, als een gebeurtenis die dichtbij is. Als Hij wederkomt, zal Hij alles rechtzetten. In de eindtijd zullen de goddelozen geoordeeld en het volk hersteld en de rechtvaardigen beloond worden (2Th 1:6-7). Als de verhoring uitblijft, is dat omdat de volharding “een volmaakt werk” moet hebben (Jk 1:4).

De bevrijding komt geen moment later dan het ogenblik dat God daarvoor in Zijn wijsheid heeft vastgesteld. In die tijd van wachten blijkt dat de rechtvaardige leeft door zijn geloof, dat wil zeggen door zijn geloofsvertrouwen dat hij op God stelt. Dat zien we in het volgende vers.

De hoogmoedige en de rechtvaardige

In Hk 2:2 staat de kracht van het visioen, in Hk 2:3 staat de zekerheid ervan. Hk 2:4 laat het belang van het geloof zien voor het geval de vervulling van het visioen op zich laat wachten. Als er gewacht moet worden, is dat aanleiding voor het geloof om zich te bewijzen als de zekerheid van wat wordt gehoopt (Hb 11:1). Dit is alleen op te brengen door hen die bezig zijn met Hem Die het centrum van de profetie is, dat is Christus.

In dit vers hebben we de onderverdeling in twee groepen waaruit de mensheid bestaat, dat wil zeggen zoals God het ziet. Dit is het antwoord op de worsteling van de profeet die in Habakuk 1beschreven wordt (Hk 1:12-17). Het eerste deel van dit vers betreft de trotse, opgeblazen, overmoedige Chaldeeër. God kent zijn innerlijk. Toch gebruikt God hem.

“Zijn ziel” ziet vooral op zijn begeerten en verlangens. Wat hij begeert, komt niet vanuit eerlijke verlangens, maar vanuit een verdorven, onoprecht, krom gemoed. Een hoogmoedig mens is nooit oprecht. Wat van deze mens wordt gezegd – we kunnen hierbij bijvoorbeeld aan Belsazar denken (Dn 5:22-28) –, is ook algemeen van toepassing op iedere individu die in ongeloof leeft.

Het tweede deel van het vers is van toepassing op de rechtvaardige, dat is de gelovige in Israël. Hij zal leven door zijn geloof, dat is zijn vertrouwen in God (Gn 15:6; 2Kr 20:20; Js 7:9). De rechtvaardige staat in scherp contrast met de hoogmoedige. De rechtvaardige leeft uit zijn geloof en zijn geloof brengt hem tot nederigheid voor God. Habakuk hoeft niet te twijfelen dat de trots van de Chaldeeër zijn eigen ondergang zal bewerken, terwijl de Godvrezende voortdurend opziet naar de HEERE en zal leven.

De rechtvaardige kan door zijn geloof leven in een wereld vol ongerechtigheid, waarbij hij zich met zijn vragen tot God richt, terwijl hij in vertrouwen op Hem zijn weg gaat, ondanks dat er aan de situatie om hem heen niets verandert. Pas als de Heer Jezus terugkomt, zal Hij alles recht zetten. Tot die tijd leeft de gelovige door zijn geloof.

Paulus is zo’n lezer en loper over wie het in Hk 2:2 gaat. Hij heeft het antwoord gelezen en doorgegeven aan de gelovige en aan de zondaar. Hij haalt dit Hk 2:4 aan

1. in de brief aan de Romeinen (Rm 1:17),

2. in de brief aan de Galaten (Gl 3:11) en

3. in de brief aan de Hebreeën (Hb 10:37).

We zien daarbij dat er telkens een ander accent gelegd wordt.

1. In Romeinen 1 beantwoordt hij met dit vers de vraag van Job: ‘Hoe kan een mens rechtvaardig zijn bij God’ (Jb 9:2)? Het antwoord is dat het kan door het verlossingswerk dat door Christus is volbracht. Christus heeft alles gedaan om de schuld uit te delgen. Wie dat gelooft, is een rechtvaardige die door zijn geloof kan leven. De klemtoon ligt hier op de rechtvaardige. Hier zien we hoe een uitspraak uit dit kleine boek Habakuk van fundamenteel belang is voor de rechtvaardiging door God in het evangelie. Rechtvaardiging is geen proces, maar een afgesloten handeling met een blijvend resultaat.

2. In Galaten 3 gaat het over geloof tegenover werken van de wet. Paulus haalt dit vers van Habakuk aan om aan te tonen dat het onmogelijk is op grond van werken van de wet leven te krijgen. Wet en geloof hebben geen enkel raakvlak. Het accent ligt hier op geloof. Alleen door geloof is het mogelijk als een rechtvaardige te leven.

3. In Hebreeën 10 gaat het, zoals uit het verband blijkt, over de tegenstelling tussen leven en dood, ofwel het zich onttrekken tot verderf (Hb 10:37-38). Er wordt gewaarschuwd zich niet te onttrekken en om te komen, maar te leven door geloof. Alle geloofshelden van het daaropvolgende hoofdstuk, Hebreeën 11, hebben door geloof geleefd. De nadruk ligt hier op leven met het oog op het betere vaderland.

Zolang het profetische woord nog niet in vervulling is gegaan en het nog chaos in de wereld is, heeft de Godvrezende slechts één houvast en dat is het geloof. Het gaat om praktisch geloof om op aarde te leven. Geloof is het onwankelbare vertrouwen in de trouw van God dat Hij Zijn beloften zal vervullen (Ps 89:34-35). Geloof onderwerpt zich aan God in vertrouwen, terwijl de Chaldeeër opgeblazen is en op zichzelf vertrouwt.

Copyright information for DutKingComments