Haggai 1:11

Geen dauw, geen opbrengst

De hemel geeft geen dauw op het land omdat het volk Gods huis veracht en daarmee Hem Zelf. Als ze aan Hem zouden hebben gedacht, zouden ze aan de herbouw van Zijn huis hebben gedacht. Dat er droogte is, moet niet aan natuurlijke oorzaken worden toegeschreven, maar aan het voorbijgaan aan de belangen van de HEERE. Als ze dat doen, gaat de HEERE voorbij aan hun belangen. Als ze Hem niet dienen, dient Hij hen niet met dauw. Hij dient hen dan op een andere manier. Zijn dienst in tucht moet hen ertoe brengen erover na te denken waarom er geen opbrengst is en Wie de droogte zendt.

Dat Hij een droogte uitroept over het land en de bergen (Hg 1:11), is een teken van het oordeel als gevolg van de ontrouw van het volk (1Kn 17:1). Die droogte treft hen in de hele opbrengst van het land, alles “wat het land oplevert”. “Het koren”, “de nieuwe wijn” en “de olie” vatten de zegeningen van het land samen (Dt 11:14; Dt 18:4).

Niet alleen de mensen, ook de dieren lijden als gevolg van de ontrouw van het volk. De hele schepping lijdt vanwege de zonde van de mens (Rm 8:22). Er is alleen harmonie in de schepping, tussen de dieren onderling, tussen de mens en de dieren en tussen de mensen onderling, wanneer de schepping door Christus is teruggebracht in de juiste verhouding tot God.

Copyright information for DutKingComments