‏ Haggai 1:9-11

Egoïsme blokkeert zegen

In wat God hier zegt, klinkt door hoezeer het Hem raakt dat Zijn volk Hem negeert. Hij heeft het niet over hun zwakke toestand of de armoedige tempel in vergelijking met die van Salomo. Hij heeft het over hun onverschilligheid, hun gebrek aan belangstelling voor Hem en Zijn huis.

De tegenvallende resultaten zijn een tuchtiging van God omdat zij nalaten Zijn huis te herbouwen. Het belang van Gods huis is verdrongen door het belang van hun eigen huizen. In plaats van zich in te spannen voor Gods huis, “dat verwoest ligt”, sloven ze zich uit voor hun eigen huizen. Als het om Gods huis gaat, zijn ze niet tot enige activiteit te bewegen. Maar zodra het hun eigen huis betreft, zijn ze vol actie, daar rennen ze voor, zoals er letterlijk staat.

In het woord ‘uitsloven’ of ‘rennen’ komt de ijver tot uiting waarmee ze hun eigen belangen najagen. Het is opmerkelijk hoeveel energie er wordt ingezet bij het verwezenlijken van eigen plannen die dienen tot vergroting van de gemakzucht, terwijl er geklaagd wordt dat er zo weinig tijd is voor de dingen van de Heer. Gebrek aan ijver en liefde voor het huis van God, dat is de gemeente van de levende God, gaat vaak hand in hand met veel inzet en zorg voor ons eigen gemak.

Er is tijd en er zijn middelen in overvloed voor dingen die geen blijvend nut hebben. Daarmee vergeleken zien we hoe moeilijk er soms tijd vrijgemaakt wordt voor samenkomsten en hoe weinig er soms financieel of op andere manieren wordt bijgedragen aan het werk voor de Heer. Als het geweten eenmaal is aangesproken, verandert dat.

Er is een groot contrast tussen “Mijn huis” en “ieder … zijn [eigen] huis”. In het ‘eigen huis’ kunnen we godsdienstige groeperingen zien die zijn ingericht naar eigen idee. Mensen willen daarin zichzelf kunnen herkennen en zich er thuis voelen. Of God er Zich ook ‘thuis voelt’, speelt geen rol. We beluisteren de uitdrukking ‘ieder zijn huis’ ook als een voorganger spreekt over ‘mijn gemeente’. Er is slechts één Persoon Die het recht heeft over “Mijn gemeente” te spreken (Mt 16:18). Dat is Hij van Wie de gemeente is, omdat Hij haar heeft gekocht met de prijs van Zijn bloed (Hd 20:28).

Geen dauw, geen opbrengst

De hemel geeft geen dauw op het land omdat het volk Gods huis veracht en daarmee Hem Zelf. Als ze aan Hem zouden hebben gedacht, zouden ze aan de herbouw van Zijn huis hebben gedacht. Dat er droogte is, moet niet aan natuurlijke oorzaken worden toegeschreven, maar aan het voorbijgaan aan de belangen van de HEERE. Als ze dat doen, gaat de HEERE voorbij aan hun belangen. Als ze Hem niet dienen, dient Hij hen niet met dauw. Hij dient hen dan op een andere manier. Zijn dienst in tucht moet hen ertoe brengen erover na te denken waarom er geen opbrengst is en Wie de droogte zendt.

Dat Hij een droogte uitroept over het land en de bergen (Hg 1:11), is een teken van het oordeel als gevolg van de ontrouw van het volk (1Kn 17:1). Die droogte treft hen in de hele opbrengst van het land, alles “wat het land oplevert”. “Het koren”, “de nieuwe wijn” en “de olie” vatten de zegeningen van het land samen (Dt 11:14; Dt 18:4).

Niet alleen de mensen, ook de dieren lijden als gevolg van de ontrouw van het volk. De hele schepping lijdt vanwege de zonde van de mens (Rm 8:22). Er is alleen harmonie in de schepping, tussen de dieren onderling, tussen de mens en de dieren en tussen de mensen onderling, wanneer de schepping door Christus is teruggebracht in de juiste verhouding tot God.

Copyright information for DutKingComments