Haggai 2:3

Nederlands vers (4)

De heerlijkheid van het huis

Dit vers bestaat uit drie vragen. Op de eerste vraag kan alleen antwoord worden gegeven door de ouden die zich de tempel van Salomo kunnen herinneren die ze als kind hebben gezien. Alle anderen hebben alleen over die tempel horen vertellen. De tweede vraag is in feite ook voor de ouden bedoeld, want alleen zij kunnen de vergelijking maken tussen wat ze “nu” zien en hoe hij vroeger was. Zij ook zullen dan moeten zeggen dat wat ze nu zien, niets is vergeleken bij wat ze vroeger hebben gezien. Het gebouw kan niet tippen aan de heerlijke tempel van weleer (Ea 3:8-13).

Bewogen door de vrees voor God luistert het volk naar de woorden van Zijn bode. Maar nu is er weer een andere moeilijkheid die het geloof in de weg staat en dat is het pijnlijke besef dat alle glans en glorie van de vroegere tempel ontbreekt. Het overblijfsel kan daaraan niets veranderen. Ze kunnen de eerste heerlijkheid niet terughalen.

Maar hoe opmerkelijk is het dat God spreekt over “dit huis … in zijn eerste heerlijkheid”. Het aanzien van het huis mag dan veranderd zijn, het huis zelf is niet veranderd. Voor God bestaat er maar één huis. Zo is het ook met de gemeente, Zijn huis in onze tijd. Als we in het boek Handelingen over het ontstaan van de gemeente lezen, zien we de heerlijkheid van Gods huis. Van die heerlijkheid is vandaag niet veel te zien door alle scheuringen en dwaalleringen. Toch blijft het voor God hetzelfde huis.

De gestelde vragen zijn ook voor ons belangrijk. Ze doen ons beseffen dat voor enige zelfvoldane gedachte geen ruimte is. Het is goed geen hoge pretenties te hebben. We mogen bouwen aan Gods huis, terwijl we beseffen dat de manifestatie van dat huis niets is om ons op te verheffen. Tegelijk mogen we ruimte laten voor Gods genade en macht. We voelen hoever de gemeente is afgeweken van haar oorspronkelijke staat, maar we hoeven niet ontmoedigd te raken.

Copyright information for DutKingComments