Hebrews 11:26-27

Leven door geloof (V)

Hb 11:24. Door hun geloof hebben de ouders van Mozes de vrees voor de wereld overwonnen. Mozes groeit op in een totaal andere omgeving en situatie dan zijn ouders. Toch zie je in zijn leven hetzelfde geloof werkzaam dat je in de voorgaande verzen in zijn ouders hebt gezien. Omdat zijn omstandigheden zo anders zijn, blijkt zijn geloof op een andere manier. Zijn grote vijand is de gunst van de wereld en zijn geloof overwint die vijand.

Je ziet dat de eerste jaren van zijn opvoeding door zijn Godvrezende ouders een diepgaand werk in hem hebben gedaan. Als hij dan ook “groot geworden” is – ‘groot’ wijst zowel op zijn volwassenheid als op zijn hoge positie aan het hof van de farao –, weigert hij “een zoon van Farao’s dochter genoemd te worden”. Deze weigering is geen ‘ondankbaarheid’ voor alles wat hij aan het hof heeft genoten. Hij is gestolen en keert terug naar zijn oorsprong omdat dat de plaats is waar God hem wil gebruiken en niet aan het hof.

Natuurlijke gevoelens of verstandelijke overwegingen hebben hem niet aan het hof gehouden. Hij heeft niet geredeneerd dat God het toch maar mooi zo had geregeld dat hij in een invloedrijke positie was terechtgekomen. Dat was toch niet voor niets. Zou hij zijn invloed aan het hof niet kunnen gebruiken ten gunste van zijn volk? Maar Mozes wil geen gunsteling van de farao zijn, terwijl zijn volk verdrukt en uitgemoord wordt. Hij wil bij zijn volk zijn, er deel van uitmaken.

Het is wel eens zo gezegd: ‘De voorzienigheid van God bracht hem aan het hof van de farao en zijn geloof bracht hem eruit.’ Met de uitdrukking ‘de voorzienigheid van God’ wordt bedoeld dat God gebeurtenissen en omstandigheden bestuurt. Daardoor is Mozes aan het hof van de farao terechtgekomen. Maar het vertrek van Mozes is geen gevolg van de voorzienigheid van God. Mozes vertrekt van het hof van de farao op grond van een keus die gebaseerd is op zijn geloof.

Hb 11:25. Mozes weigert iets, maar hij kiest ook voor iets. In geloof kiest hij de weg van Gods volk. Hij is ervan overtuigd dat aan dat volk de toekomst is en niet aan Egypte. Hij kiest voor het oog voor het slechtste dat hij maar kan kiezen, voor het meest verachte volk van het land, voor de ongewenste vreemdelingen, die worden onderdrukt en zware slavenarbeid moeten verrichten. Het volk zelf is ten einde raad.

Mozes ziet het verdriet, de schande en het lijden van Israël in het licht van Gods keus. Geloof kiest altijd waar God voor heeft gekozen. Het staat altijd aan de kant van God al lijkt het een keus die alleen maar verlies oplevert. Geloof kiest voor God omdat het Gods bedoelingen van goedheid voor Zijn volk kent en weet dat Hij die bewaart voor de dag van macht en heerlijkheid.

Mozes had van de zonde kunnen genieten, want zonde is iets dat je kunt genieten. Maar hij beseft dat zonde slechts tijdelijk, voorbijgaand, is en nooit echt bevredigend genot geeft. De zonden waarover het hier gaat, zijn niet wat wij wel ‘grove zonden’ noemen, maar zonden die samenhangen met een succesvol leven in de wereld. Denk maar aan het genieten van aanzien, van het hebben van macht, invloed, roem en rijkdom.

Hb 11:26. Je zult het genot van die zonden alleen opgeven als je er iets anders, wat groter is, voor in de plaats neemt. Dat heeft Mozes gedaan. Hij heeft de schatten van Egypte ingeruild tegen “de smaad van Christus”. De smaad van Christus heeft hij “groter rijkdom” geacht “dan de schatten van Egypte”. Wat een belediging voor de farao en wat een overwinning voor Christus! Maar wat zou jij liever hebben: een inscriptie in een Egyptisch graf of genoteerd staan in het boek van God? Wat Mozes heeft gekozen, is duidelijk. Daardoor is hij in plaats van een mummie een beroemde Godsman geworden.

Mozes heeft die keus gemaakt omdat hij op niets anders zag dan “op de beloning”. Hij keek vooruit naar het hemelse land van de belofte. In dat licht leerde hij onderscheid te maken tussen de materiële schatten van Egypte en de geestelijke schatten in Christus. Met Christus te zijn op aarde betekent wel smaad, maar in Hem heeft God alle beloften ja en amen gemaakt (2Ko 1:20). Dus als je kiest voor het smaad lijden van en met Christus, sta je aan de goede kant en ben je op de goede weg naar het goede doel. Smaad hoort bij de weg naar de vervulling van de beloften.

Hb 11:27. Geloof is de innerlijke kracht die in staat stelt om zowel hindernissen – de toorn van de koning, de Rode Zee, Jericho – als de begeerten – de tijdelijke genietingen van de zonde, de rijkdommen van Egypte – te overwinnen. Het geloof verwezenlijkt de tussenkomst van God zonder Hem te zien en verlost zodoende van alle vrees voor de macht van de mens. Dat geloof doet Mozes Egypte verlaten, nadat hij de Egyptenaar heeft doodgeslagen.

In Exodus wordt zijn vertrek als een vlucht beschreven (Ex 2:15). Hij vlucht uit vrees voor de farao omdat hij de Egyptenaar gedood heeft. Tegelijk is het doden van de Egyptenaar de openlijke belijdenis van Mozes dat hij tot Gods volk behoort. Vanuit dat oogpunt bezien verlaat hij in geloof het hof, “zonder de toorn van de koning te vrezen”. De doodslag laat hem vluchten, het geloof in God en zijn verbondenheid met het volk doet hem vertrekken. Hij is openlijk als Israëliet opgetreden en staat nu aan dezelfde toorn van de koning bloot als het volk.

Hij vreest echter de toorn van de koning niet omdat hij op “de Onzichtbare” ziet, Die oneindig veel groter is dan de koning van Egypte. Hij blijft “standvastig” op de Onzichtbare zien, al die jaren dat hij in Midian is. Al die tijd blijft hij erop vertrouwen dat God Zijn beloften zal vervullen. Voor jou ligt daar ook de kracht om vol te houden op de weg van het geloof, samen met de andere leden van Gods volk die ook de smaad en toorn van de wereld te verduren hebben.

Hb 11:28. Als laatste wapenfeit van het geloof van Mozes noemt de schrijver het vieren van het Pascha. Opmerkelijk is dat het vieren van het Pascha hier niet aan het geloof van Israël maar aan dat van Mozes wordt toegeschreven. Zou de schrijver daarmee willen zeggen dat Israël het Pascha heeft gevierd op grond van het geloof van Mozes?

De viering van het Pascha door Mozes in Egypte is een unieke daad. Alle latere keren dat het wordt gevierd, gebeurt dat buiten het land, door een verlost volk en als een herinnering. Die ene eerste keer gebeurt de viering wegens de daadwerkelijke dreiging van het oordeel van God. God heeft dit middel gegeven om daaraan te ontkomen. Het lijkt verachtelijk en nutteloos, maar in werkelijkheid is dit het enige middel dat bescherming biedt tegen het oordeel. Alleen wie God gelooft, gebruikte het.

Bij het vieren van het Pascha hoort “het sprenkelen van het bloed”. Sprenkelen gebeurt niet in Egypte; daar wordt het bloed ‘gestreken’. Het strijken heeft slechts eenmaal plaatsgevonden en is later in de offerdienst veranderd in sprenkelen. De betekenis is in beide gevallen het brengen onder de waarde van het bloed om zo tegen het oordeel beschermd te worden. In Egypte worden de eerstgeborenen tegen het oordeel beschermd. Als eerstgeborenen zijn ook de Hebreeën en zijn alle gelovigen, “[de] gemeente van [de] eerstgeborenen” (Hb 12:23), op de grondslag van het bloed ontkomen aan het oordeel.

Hb 11:29. Dan volgen twee geloofsfeiten die Gods volk betreffen. Het eerste feit vindt plaats bij het begin van de woestijnreis en het tweede feit aan het einde ervan. De woestijnreis zelf wordt niet genoemd. Die is namelijk niet het gevolg van geloof, maar integendeel van ongeloof.

Het geloof leidt hen uit de slavernij en in het land van de belofte. Het volk heeft niet alleen het paaslam nodig om gevrijwaard te blijven van het oordeel, het heeft ook de doortocht door de Rode Zee nodig om definitief en totaal van Egypte verlost te worden. Als Israël door de Rode Zee trekt, is dat geloof. Als de Egyptenaren het doen, is dat de aanmatiging van het vlees. De vijand wordt door het oordeel verzwolgen precies op dezelfde plaats waar het volk de verlossing vindt. De plaats waar het oordeel plaatsvindt, is ook de plaats van de verlossing. Dit zie je bij het kruis waar Christus stierf.

Hb 11:30. Als de verlossing is volbracht en de bevrijding tot stand is gebracht, wil dat niet zeggen dat de moeilijkheden overwonnen zijn. Maar voor God verdwijnen de moeilijkheden. Wat voor een mens een moeilijkheid is, is het voor Hem niet. De Israëlieten ervaren dat als zij het beloofde land zijn binnengegaan. Jericho is een blokkade voor Israël om het land in te nemen. Zo zijn er op de geloofsweg voor de Hebreeën, en zijn er voor jou, hindernissen die overwonnen moeten worden op de reis naar het beloofde land. Die overwinningen worden alleen geboekt door geloof in wat God zegt.

Als de muren van Jericho vallen, is dat niet omdat ze zomaar zeven dagen om de stad heen zijn getrokken. De muren vallen omdat de Israëlieten op grond van geloof in Gods Woord om de stad heen zijn getrokken. Na zeven dagen zijn die muren nog net zo dik en onneembaar als op de eerste dag. Ze vallen na zeven dagen omdat ze in God geloven.

Lees nog eens Hebreeën 11:24-30.

Verwerking: Welke kenmerken van geloof zie je in dit gedeelte en wat kun jij daarvan leren?

Copyright information for DutKingComments