Hebrews 11:33

Leven door geloof (VI)

Hb 11:31. Niet alleen het geloof van het volk en de uitwerking daarvan worden bij Jericho gezien. De verovering van Jericho is ook de aanleiding voor de openbaring van het geloof van één enkele inwoner van die stad. Het geloof van Rachab laat zien dat ze voor het volk van God kiest, terwijl de macht van haar volk nog volkomen overeind staat en er bij het volk van God nog niets van de geclaimde overwinning te zien is. Maar Rachab voelt dat God met hen is. Dat bepaalt haar keus, een keus die tegen de natuurlijke keus voor het eigen volk ingaat. Daarin is ze een voorbeeld voor de Hebreeën die ook hebben gekozen vóór het schijnbaar zwakke volk van God en tégen hun ongelovige, ongehoorzame volksgenoten.

Wat Rachab doet, lijkt landverraad, maar het is een geloofsdaad. Daardoor wendt ze zich af van de wereld en een leven in de zonde, om zich te voegen bij het volk van Gód. Haar volk weet van de grote daden van God, maar wil zich niet voor Hem buigen (Jz 2:10). Het komt in verzet en opstand. Daar neemt zij afstand van. Ze sluit vrede met het volk van God door het opnemen van de verspieders. Daardoor maakt zij zich een met hen en neemt afstand van haar volksgenoten die hier “ongelovigen” worden genoemd. Door de verspieders onderdak te bieden stelt zij haar eigen leven in de waagschaal. Zij verbindt haar eigen lot aan dat van hen. Haar geloof wordt rijk beloond. Ze heeft zelfs een plaats in het geslachtsregister van de Heer Jezus gekregen (Mt 1:5).

Hb 11:32. De schrijver zou wel door kunnen gaan, maar hij treedt niet langer in bijzonderheden. De tijd zou hem daarvoor ontbreken. Geleid door de Geest noemt hij nog in algemene zin een aantal voorbeelden. Uit die voorbeelden blijkt hoe het geloof in alle soorten van volharding is gebleken en hoe het de gelovigen in allerlei vormen van lijden staande heeft gehouden. Eén ding hebben ze gemeenschappelijk: geen van hen heeft iets ontvangen van wat is beloofd, zoals dat ook geldt voor de Hebreeën aan wie deze brief is gericht.

Omdat de schrijver van de brief slechts de namen noemt, wil ik ook niet uitvoerig ingaan op de geschiedenis van de personen die hij noemt. Je moet hun geschiedenis maar eens lezen. Vaak zal je duidelijk worden, waarom hij hen noemt. Soms ook zal het je, na het lezen van hun geschiedenis, verbazen dat hij ze noemt. Als Gods Geest namen van gelovigen uit het Oude Testament in het Nieuwe Testament aanhaalt, is dat altijd positief – op één uitzondering na: die van Elia (Rm 11:3-4). God ziet dieper dan wat aan uiterlijke geschiedenis wordt beschreven. Hij ziet wat er in het hart is voor Hem, ook als de praktijk daar soms bij achterblijft.

Laten we de lijst nagaan. Als het volk in het land is, breekt de tijd van de richters aan. Van hen worden er vier genoemd. Gideon en Barak hebben hun geloofswerk in kleine kracht gedaan. Simson en Jefta hebben ook in het geloof gehandeld, maar hun werk is duidelijk niet vlekkeloos. In beide tweetallen staat de belangrijkste voorop, terwijl chronologisch de volgorde andersom is. Van alle richters geldt dat hun bevrijdingen slechts tijdelijk zijn. Geen van hen heeft voor een duurzame vrede kunnen zorgen.

Na de tijd van de richters volgt de tijd van de profeten en de koningen. Van de profeten wordt Samuel genoemd, en van de koningen David. Ook hier is de chronologie omgekeerd. Eerst wordt David genoemd, daarna Samuel. David is de koning naar Gods hart en Samuel is zijn voorloper.

De profeten spreken tot het geweten van het volk. Zij sterven liever dan de leugen te prediken en gaan liever met een goed geweten naar de hemel dan dat zij met een slecht geweten op aarde blijven.

Hoewel David de koning naar Gods hart is, heeft ook hij het volk niet in de rust gebracht (Hb 4:7-8). De uiteindelijke rust blijft ook voor hem een zaak van geloof, waarvan de vervulling zal gebeuren door Hem, Die zowel zijn Zoon (Mt 1:1) als zijn Heer is (Mt 22:41-45).

Hb 11:33. Na deze namen volgt een aantal daden die door middel van geloof zijn gedaan. Ik wil proberen bij elke daad een voorbeeld te plaatsen:

1. “koninkrijken onderwierpen”: richters en David;

2. “gerechtigheid oefenden”: handhaven van het recht door richters en koningen;

3. “beloften ontvingen”: kan zijn het beloofde ontvangen, maar ook iets beloofd krijgen;

4. “leeuwenmuilen toestopten”: Daniël (Dn 6:22-23), Simson, David, Benaja;

5. Hb 11:34. “kracht van vuur blusten”: de drie vrienden van Daniël (Dn 3:14-27) die de kracht van het vuur blusten, niet het vuur zelf, want anderen werden erdoor verteerd;

6. “scherpte van zwaard ontvluchtten”: David, Elia (terwijl anderen met het zwaard werden gedood, Hb 11:37);

7. “uit zwakheid krachten verkregen”: Gideon, Jonathan; zij bewezen dat het zwakke van God sterker is dan de mensen;

8. “in oorlog sterk werden”: Asa, Josafat;

9. “legers van vreemden op de vlucht dreven”: meerdere richters en koningen;

10. Hb 11:35. “vrouwen kregen hun doden door opstanding terug”: weduwe in Zarfath, de Sunamitische.

In de zojuist genoemde situaties is het geloof werkzaam gebleken ten gunste van de gelovigen en dat soms op wonderlijke wijze. Nu volgen voorbeelden van situaties waarin het geloof ook werkzaam is in hen die zwaar lijden en zelfs gedood worden. Dit lijden en de dood zouden dwaasheid zijn als met de dood alles over en uit zou zijn.

1. “gefolterd zonder de verlossing aan te nemen”: wrede pijniging ondergaan, terwijl een voor het geloof onacceptabel aanbod, waardoor de foltering zou ophouden, wordt afgeslagen; zij geloofden in “een betere opstanding” en zagen daarnaar uit;

2. Hb 11:36. “beproeving van bespottingen en geselingen”: Jeremia, geloofshelden uit de Makkabeeën;

3. “boeien en gevangenschap”: idem; Jozef;

4. Hb 11:37. “gestenigd”: Stéfanus, Zacharia, Naboth;

5. “in stukken gezaagd”: volgens de traditie: Jesaja door koning Manasse;

6. “verzocht”: onder zware geestelijke of lichamelijke druk gezet worden om het geloof te verloochenen; om een compromis te sluiten, iets te herroepen, of in elk geval hun Heer te verloochenen;

7. “met zwaard vermoord”: massamoord door het zwaard (Dn 11:33b; Hd 12:1-2; Jr 26:23; terwijl anderen de scherpte van het zwaard ontvluchtten, Hb 11:34);

8. “zij liepen rond in schapenvachten, geitenvellen”: Elia, Johannes;

9. “leden gebrek”: honger en dorst;

10. “werden verdrukt”: waren onder vreemde heerschappij;

11. “mishandeld”: algemene pijniging;

12. Hb 11:38. “de wereld was hen niet waard”: de wereld kende geen enkele waarde toe aan mensen die zo leefden;

13. “dwaalden rond in woestijnen, bergen, spelonken en holen van de aarde”: deze plaatsen hebben veel geloofshelden zonder thuis een schuilplaats geboden, terwijl er op hen werd gejaagd als waren zij wild gedierte.

Hb 11:39. God heeft gezien en opgemerkt dat al deze gelovigen tot het einde toe zijn blijven geloven. Ze hebben op aarde niet gekregen wat hun is beloofd. Dat hebben ze nog steeds niet, ook niet in het paradijs, waar zij nu zijn.

Hb 11:40. Zij zullen het beloofde pas krijgen als ook de Hebreeën en ook wij het ontvangen. En wanneer is dat? Als Christus komt en het vrederijk zal oprichten. Dat is “iets beters” dat God heeft voorzien. Het ‘betere’ heeft altijd te maken met Christus als de verheerlijkte Mens in de hemel. Hij heeft die plaats daar gekregen van God, terwijl Hij op aarde verworpen is.

Met die Christus ben jij verbonden, terwijl je op aarde leeft. Abraham leefde in geloof op aarde met in zijn hart een hemelse gezindheid, terwijl hij uitzag naar een hemelse stad. Maar hij was niet met de hemel verbonden door middel van een Christus Die daar werkelijk zit in heerlijkheid en hij deelde niet in de verwerping van Christus op aarde. Dat is ons deel.

Daarom is de geringste in het koninkrijk der hemelen groter dan de grootste onder hen die zijn voorgegaan (Mt 11:11). Daarom heeft God ermee gewacht om Zijn beloften te vervullen. Hij wilde niet dat de oudtestamentische gelovigen zonder ons tot volmaaktheid zouden komen, dat wil zeggen tot die heerlijke plaats van delen in de heerschappij van Christus.

Het is het voorrecht van alle gelovigen van alle tijden om te delen in de heerschappij van Christus. Het is bovenal het voorrecht van hen die op aarde hebben gedeeld in de verwerping van Christus. Dat zijn alleen de gelovigen die deel uitmaken van de gemeente en niet de gelovigen uit de tijd van het Oude Testament of van na de opname van de gemeente.

De schrijver gaat niet verder in op de bijzondere positie van die gelovigen. Dat is niet het onderwerp in deze brief. Uit andere brieven weten we dat de gemeente op een bijzondere manier verbonden is aan de Heer Jezus (Ef 1:10-11). Zo komen allen tot volmaaktheid die in het geloof hebben geleefd en vervult God aan ieder van hen Zijn onveranderlijke beloften.

Lees nog eens Hebreeën 11:31-40.

Verwerking: Hoe konden mensen tot zulke geloofsdaden komen? Hoe kun jij tot geloofsdaden komen?

Copyright information for DutKingComments