Hebrews 2:12

Wij zien Jezus

Hb 2:8. We hebben nog een stukje van het citaat uit Psalm 8 te goed, een stukje dat veel omvat. Er staat: “Alles hebt U onder zijn voeten onderworpen” (Ps 8:7b) Hiermee wordt de volkomen heerschappij van de Heer Jezus over de schepping aangegeven, zoals het vervolg duidelijk maakt. ‘Alles’ is ook echt alles en laat geen uitzondering toe. Het omvat alle dingen in de hemel en op de aarde, elk onderdeel van het geschapen universum. Waar je ook kijkt in het heelal, er is niets te vinden wat Hem niet onderworpen zal zijn.

Als je om je heen kijkt, is van die algemene heerschappij nog niets te zien. Je ziet veel ellende en verdriet. Dat komt omdat de mens door de zonde de heerschappij uit handen heeft gegeven en heeft verloren. Die heerschappij ligt nu in handen van de satan (Lk 4:6), die sinds de zondeval “de god van deze eeuw” en “de overste van deze wereld” is (2Ko 4:4; Jh 12:31). De vloek ligt over de schepping. Vreedzame dieren zijn roofdieren geworden en de aardbodem is begonnen dorens en distels voort te brengen.

Hb 2:9. Dat zal niet altijd zo blijven. Om te zien hoe het zal worden, moet je naar boven kijken. Daar zie je “Jezus”. En hoe zie je Hem daar? “Met heerlijkheid en eer gekroond.” Voor de aarde is de dag van Zijn kroning nog toekomst, maar in de hemel draagt Hij Zijn kroon al. God heeft Hem die plaats van eer gegeven als beloning voor Zijn werk op het kruis. Het lijden van de dood dat de Heer Jezus heeft ondergaan, is door God zo hooggewaardeerd, dat Hij Hem direct die alles en allen te boven gaande plaats bij Zichzelf heeft gegeven (Jh 13:31-32).

Vanwege dit lijden van de dood is de Heer Jezus “een weinig [of: een korte tijd] minder dan [de] engelen gemaakt”, want engelen kunnen niet sterven, terwijl de Heer Jezus wel is gestorven. En Hij is toch de Schepper van de engelen en daardoor hun Meester! Het is maar een korte tijd, slechts drie dagen, maar toch is Hij die tijd minder dan de engelen geweest. Zijn vernedering kent geen grenzen en daarom Zijn verhoging ook niet. Je ziet nog niet alles onderworpen, maar in het geloof zie je wel Hem aan Wie alles onderworpen zal zijn!

Daar gaat het de schrijver van de brief om: de blik te richten naar boven, naar Hem. En Hem zien is ook Zijn werk zien dat Hij op aarde in opdracht van God heeft gedaan. Hij nam de plaats van vernedering in om de dood te smaken voor het hele systeem dat ver van God was. (‘Smaken’ heeft de betekenis van ‘leren kennen door ermee in aanraking te komen’.) Waar de eerste mens zo schromelijk en onherstelbaar heeft gefaald, is de tweede Mens gekomen om het volledige recht op de schepping terug te verwerven.

Hij heeft dat recht verworven door God te verheerlijken op hetzelfde terrein waar de eerste mens heeft gefaald. Hij verheerlijkte God op het terrein waar de vijand, die de mens door zijn list had bedrogen, de heerschappij over de mens had in macht en verdorvenheid. Daarom smaakte de Heer Jezus de dood met het bijzondere doel om de kinderen te verlossen die God tot heerlijkheid zou brengen. Hij smaakte de dood ook, opdat de heerlijke gevolgen daarvan zich zouden uitstrekken naar al het geschapene, “voor alles”. Zo groot is de genade van God.

Voor het geloof is dit alles een enorme bemoediging. Je ziet een Mens in de heerlijkheid Die door de dood is heengegaan en opgestaan. Hij is de garantie dat het niet gaat om het tegenwoordige, maar om het toekomstige aardrijk. De weg die Hij is gegaan, door lijden tot heerlijkheid, is ook jouw weg. Door je oog op Hem gericht te houden krijg je de kracht om alle vervolging en lijden te doorstaan.

Hb 2:10. Vanaf dit vers zie je de Heer Jezus te midden van Zijn broeders, waar Hij ook de eerste plaats inneemt (Rm 8:29). Dit is de sfeer van intimiteit. “Het paste Hem”, betekent dat het paste bij Wie God is, bij Zijn hele manier van handelen die nooit in strijd met Zijn Wezen is. “Om Wie alle dingen zijn”, toont aan dat het bij het toekomstige aardrijk om God gaat, om Zijn verheerlijking. “Door Wie alle dingen zijn”, maakt duidelijk dat God de oorsprong is van al het nieuwe dat nog komt, dat Hij dit heeft gewild. Maar God doet het alles door de Zoon, Die het middelpunt is van het aardrijk dat nog komt, het duizendjarig vrederijk.

Dan lees je iets wonderlijks. Je leest over “zonen”, meervoud. Van deze ‘zonen’ lees je verder dat zij “tot heerlijkheid” worden geleid. Het hele doel van de brief is je oog te richten op het einddoel van de reis. Hier hoor je dat de Heer Jezus door vele zonen zal worden omringd wanneer Hij op aarde zal regeren in de heerlijkheid van het duizendjarig vrederijk. En wie zijn die zonen? Dat zijn de gelovige Hebreeën aan wie de brief is gericht, en ook jij hoort daarbij. Jij wordt hier als een van de ‘zonen’ gezien.

Het zijn er zelfs “vele”, niet slechts enkele. Jij en nog ontelbaar veel andere zonen zijn ooit een keer op weg gegaan naar de heerlijkheid. ‘Zonen’ zijn allen die in het geloof de Heer Jezus hebben aangenomen en uitzien naar Zijn terugkeer om het vrederijk op te richten.

De weg naar de heerlijkheid is echter een weg van beproeving en gaat door veel moeilijkheden. Maar er is een “overste Leidsman” (Hb 2:10; Hb 12:2; Hd 5:31; Hd 3:15), een Aanvoerder Die anderen voorgaat in de loop. Dat is de Heer Jezus.

Hij is de hele weg al gegaan en is al in de volmaaktheid. Hij is door alle lijden heengegaan waar de vele zonen op aarde doorheen moeten. Dit nu is wat God paste. Het zou niet bij God passen dingen van de ‘vele zonen’ te vragen waaraan dé Zoon geen deelgehad zou hebben. Het paste bij Gods Wezen dat Hij Zijn Zoon als overste Leidsman door eenzelfde weg van veel beproevingen heen in de heerlijkheid van het vrederijk zou brengen. Op deze wijze is de Zoon volmaakt geschikt gemaakt om de Leidsman te zijn voor alle zonen die nog op aarde een weg van beproeving hebben te gaan.

Hb 2:11. Je ziet hoezeer God Zijn Zoon verbindt met de vele zonen. Toch waakt de Heilige Geest ook voor een vereenzelviging van de zonen met de Zoon. Er moet altijd onderscheid gemaakt worden. Dat doet Hij door te spreken over “én Hij Die heiligt én zij die geheiligd worden”. Je ziet dit onderscheid ook in Johannes 20 waar niet staat ‘onze Vader’ en ‘onze God’, maar “Mijn Vader en uw Vader en Mijn God en uw God” (Jh 20:17; vgl. Mt 17:27).

Er staat hier ook niet dat de Zoon en de zonen ‘allen één’ zijn, maar dat ze “allen uit één” zijn. ‘Hij Die heiligt’ is Christus, de Zoon. Dat Hij heiligt, wil zeggen dat Hij uit de mensen van de wereld jou voor Zichzelf afzondert. ‘Zij die geheiligd worden’, zijn de gelovigen, de zonen.

Het wil zeggen dat Hij jou wijdt om Zijn metgezel te zijn en Hem na te volgen. Het gaat om jouw heiliging als gelovige. De Zoon wordt hier gezien als Mens, want alleen zo kan God mensen als zonen met de Zoon verenigen, ze tot één gezelschap, één volk vormen, met de Zoon natuurlijk aan het hoofd.

Daarom schaamt Hij, de Zoon, Zich niet om ons, de zonen, “broeders” te noemen. Dat betekent natuurlijk niet dat wij Hem ‘Broeder’ noemen. Dat zou een ongepast amicaal spreken zijn over Iemand Die zeker dicht bij ons is, maar voor Wie wij een diep respect hebben.

Hb 2:12. Aan de hand van drie nieuwe citaten uit het Oude Testament maakt de schrijver duidelijk hoezeer de Heer Jezus en de Zijnen ‘allen uit één’ zijn. In de drie citaten blijkt dat de Messias waarachtig Mens is en blijken de nauwe betrekkingen die Hij op grond daarvan met Zijn volk heeft.

Die betrekkingen konden pas tot stand komen nadat Hij het werk op het kruis had volbracht, in de dood was geweest en was opgestaan. Pas toen kon Hij tot hen over de Vader spreken als ‘uw Vader’ (Jh 20:17). Hij kon hen pas voorstellen aan de Vader, toen Hij als de tarwekorrel in de aarde was gevallen en was gestorven, met als gevolg veel vrucht (Jh 12:24). Die vrucht stelt Hij hier aan je voor: aan ‘broeders’, ‘zonen’, ‘kinderen’. Daar hoor jij bij! In alle drie verhoudingen zie je de bijzondere verbinding tussen de Heer Jezus en de Zijnen.

Het eerste citaat komt uit Psalm 22, een psalm die op indringende wijze spreekt over het werk van de Heer Jezus op het kruis als de Drager van de zonden. Zijn roep om verlossing wordt door God beantwoord in Zijn opwekking uit de doden (Ps 22:22b). Door Zijn opstanding zijn de gevolgen van dat enorme werk zichtbaar geworden. Een van de resultaten is dat Hij de Naam van Zijn Vader verkondigt aan hen die Hij ‘Mijn broeders’ noemt.

En daar blijft het niet bij. Dit verkondigen levert een nieuw resultaat op, namelijk dat Hij in het midden van Zijn broeders, de gemeente, en samen met hen, een lofzang zingt. Hijzelf heft de lofzang aan “in [het] midden van [de] gemeente”. Zijn lied is de dankbare lofzang als antwoord op het feit dat God Hem heeft opgewekt en verheerlijkt. En als resultaat van Zijn werk mogen jij en ik daarmee instemmen. Zo staan we met Hem in diezelfde positie voor God, een positie die we alleen aan Hem te danken hebben. Is dat niet groot?

Lees nog eens Hebreeën 2:8-12.

Verwerking: Wat leer je hier over de verbinding tussen de Heer Jezus en jou?

Copyright information for DutKingComments