Hebrews 5:11

Melk en vast voedsel

Het vorige stukje zijn we geëindigd met een blik in een bijzondere periode uit het leven van de Heer op aarde. Daarin heeft de schrijver ons meegenomen naar Gethsémané, waar de Heer Jezus met het diepste lijden werd geconfronteerd dat een mens ooit kan overkomen. Hij heeft het lijden voor de zonde op het kruis op een intense wijze vooruit gevoeld. In volle overgave heeft Hij Zich tot Zijn Vader gericht en Hem gebeden en gesmeekt om van dat lijden verlost te worden. In volle aanvaarding van de wil van Zijn Vader heeft Hij Zich gevoegd naar Diens wil. We zien hier een bijzondere gebeurtenis in een leven van gehoorzaamheid.

Hb 5:8. Zijn hele leven was lijden, lijden als gevolg van de verzoekingen die op Hem af kwamen omdat Hij God volmaakt gehoorzaam was. Voordat Hij Mens werd, was gehoorzamen voor Hem een vreemde zaak. In de hemel moest Hij aan niemand gehoorzaam zijn. In de hemel kon Hij niet met gehoorzaamheid vertrouwd worden gemaakt. Daar beval Hij en werd Hij gehoorzaamd door de engelen. Pas toen Hij op aarde kwam, heeft Hij een plaats van onderdanigheid ingenomen, allereerst tegenover God, maar ook tegenover Zijn ouders (Lk 2:51a). Hij moest het gehoorzamen als daad in praktijk brengen en in die zin leren wat gehoorzamen is.

Hb 5:9. Anders dan bij ons was er bij Hem geen eigen wil. Hij moest niet iets afleren, er moest bij Hem niets in toom worden gehouden of omgebogen worden. Bij Hem was niets wat niet onderworpen was. Op deze wijze is Hij door Zijn leven op aarde “volmaakt geworden”, dat wil zeggen dat Hij daardoor volmaakt geschikt is gemaakt om Zijn hogepriesterlijke dienst in de hemel te kunnen uitoefenen voor ons die ook in een positie van gehoorzaamheid zijn. Hij is gehoorzaam geworden tot de dood, ja, tot de dood van het kruis (Fp 2:8).

Gehoorzaamheid was het geheim van Zijn weg op aarde. Het is ook het geheim van jouw weg, waardoor jij niet in een valstrik van de vijand loopt. Als je Hem gehoorzaamt Die door Zijn eigen gehoorzaamheid volmaakt het einde heeft bereikt, zal Hij jou ook daar brengen waar Hij nu al is. Door Zijn hogepriesterlijke dienst bewaart Hij jou voor de gevaren en verzoekingen van de woestijn tot je de uiteindelijke behoudenis, de sabbatsrust, hebt bereikt. Hij is de oorzaak of bewerker van een “eeuwige behoudenis”, dat wil zeggen dat de draagwijdte en de zegeningen ervan zich uitstrekken tot in alle eeuwigheid.

Hb 5:10. Omdat Christus Zijn weg op aarde tot een einde heeft gebracht, is Hij volmaakt geschikt geworden om onze Hogepriester te zijn. Vanwege Zijn volmaakt gehoorzame leven heeft God Hem kunnen begroeten “als Hogepriester naar de orde van Melchizédek”. God heeft Hem zo betiteld na Zijn werk op aarde en daarmee de bevestiging gegeven voor Zijn dienst nu in de hemel voor ons. Nadat God Hem in Hb 5:6 tot die dienst had geroepen, wordt Hij nu als zodanig door God begroet om deze dienst te gaan verrichten.

Aan de noodzakelijke voorwaarde is door Hem voldaan: Hij is volmaakt geworden. Een Priester Die de Zoon van God is, zou weinig voor ons kunnen doen als Hij niet door ervaring de reden van Zijn dienst had leren kennen. Juist omdat Hij uit eigen ervaring weet waarmee jij te kampen kunt hebben, is Hij volmaakt in staat jou te helpen. Hij is de absolute garantie voor jouw uiteindelijke, eeuwige behoudenis.

Hb 5:11. Hier begint een derde tussenzin die doorloopt tot Hebreeën 6:11. Een tussenzin is een onderbreking in het betoog van de schrijver waarin hij zijn lezers ernstig waarschuwt om zijn onderwijs ter harte te nemen en wat de gevolgen zijn als zij dat niet doen. In eerdere tussenzinnen heeft hij gewaarschuwd om niet af te drijven van het Woord (Hebreeën 2:1-4) en niet te twijfelen aan het Woord (Hebreeën 3:7-4:13). De waarschuwing in deze derde tussenzin is om het Woord niet saai te gaan vinden met als gevolg traagheid in het geloof.

De schrijver wijst erop dat er over Hem, dat is Christus als Hogepriester naar de orde van Melchizédek, nog heel wat te zeggen is. Daarover zou hij graag verder met hen willen spreken. Dat zou echter alleen kunnen als er een passende geestelijke gezindheid bij de lezers was. Maar helaas, die is er niet. In deze tussenzin wil hij zien te bereiken dat zij zover komen, dat hij daarover wel met hen kan spreken.

Op dit moment is het moeilijk te verklaren. Dat ligt niet aan zijn kwaliteiten als leraar, maar aan zijn leerlingen. Zij kunnen zijn onderwijs niet opnemen vanwege geestelijke luiheid. Ze zijn niet altijd lui geweest, maar ze zijn lui geworden. Ze zijn lauw geworden, ze hebben hun eerste frisheid verloren omdat godsdienstige tradities weer invloed in hun denken begonnen te krijgen. Er is niets dat zo traag maakt in geestelijke dingen als godsdienstige traditie.

Als de hemelse dingen hun glans verliezen, krijgen de aardse, zichtbare dingen weer invloed en betekenis. Dat werkt extra vertragend in het volgen van de christelijke, hemelse roeping. Het ontbreekt zijn lezers niet aan intelligentie en hij constateert ook niet een vijandige of wereldse gezindheid. De vertragende, lui makende factor is dat zij in hun hart weer gaan verlangen naar de oude godsdienstige vormen van het Jodendom. Dit verhindert hen te groeien in de waarheid van God, die geopenbaard is in het christendom.

Ze willen wel luisteren naar het onderwijs van Christus op aarde, want dat is verbonden met hun godsdienst. Dan blijft tenminste het zichtbare en tastbare bestaan en hebben ze voor hun gevoel houvast aan hun godsdienst. De verheerlijkte Christus als de vervulling van al dat zichtbare en tastbare is nog niet alles voor hen. Als hun over dit laatste iets wordt verteld, vertragen ze hun snelheid om te horen. Daardoor begrijpen ze hun ware christelijke positie niet.

Hb 5:12. Ze zijn echter toch al zo lang christen, dat zij in staat hadden moeten zijn anderen onderwijs te geven. In plaats daarvan hebben ze zelf nodig weer onderwijs te krijgen over “de elementen van het begin van de uitspraken van God”. Ze hadden leraren behoren te zijn in die zin dat ze geestelijk zo gegroeid hadden moeten zijn dat ze de geestelijke dingen met elkaar zouden kunnen delen. Maar de oude vormen van hun godsdienst die ze bij hun bekering hadden opgegeven, begonnen weer aantrekkelijk te worden.

Je kunt nauwelijks een grotere belemmering bedenken voor het maken van vorderingen in je geestelijk leven en het groeien van je geestelijk inzicht. Meestal wordt het handhaven van een oude vorm van godsdienst gezien als hét bewijs van vroomheid, terwijl in werkelijkheid vormendienst een barrière vormt tussen jouw hart en wat God je wil laten zien.

Nog een hindernis voor je geestelijke groei is de wijsheid of de filosofie van de wereld (1Ko 2:6; 1Ko 3:1-2). In Kolossenzen 2 worden beide hindernissen samen “elementen van de wereld” genoemd en gesteld tegenover Christus (Ko 2:8). Zowel godsdienstige overlevering als wereldse wijsheid is een vijand van het geloof dat alleen gevoed wordt door het Woord van God, waarvan Christus het middelpunt is.

De Hebreeën zijn vanwege hun traagheid in het horen niet alleen in hun geestelijke groei blijven steken, maar ze zijn weer teruggezakt naar het begin. Daardoor moet hun weer geleerd worden wat ze allang weten, maar wat zijn betekenis voor hun hart heeft verloren. Het heeft geen gezag meer in hun leven. Zodra Gods Woord niet meer je hart vult en je leven bestuurt, zak je weg en loop je gevaar terug te keren naar de wereld. Dan heb je het nodig om weer onderwijs te krijgen over de grondbeginselen van de uitspraken van God, wat wijst op het spreken van Christus op aarde (Hb 6:1; Hb 1:1).

Hb 5:13-14. De schrijver noemt dat “melk”. ‘Melk’ is het woord van en over Christus op aarde. Aan het vaste voedsel zijn ze niet toe. Vast voedsel is het woord over Christus in de hemel. Als christen leef je op melk als je bijvoorbeeld de bergrede (Mattheüs 5-7) als norm voor je christelijk leven neemt, terwijl je niet nadenkt over je hemelse positie in Christus. Het is niet verkeerd om een baby te zijn, maar wel om er een te blijven of weer te gaan doen alsof je er een bent.

Als je nadenkt over je hemelse positie in Christus, ben je bezig met vast voedsel of, zoals het in Hb 5:13 wordt genoemd, met “het woord van de gerechtigheid”. Je bent dan bezig met de gerechtigheid van God die door het volmaakte werk van Christus het deel is van ieder die gelooft. Op grond van die gerechtigheid heeft Christus de plaats gekregen die Hij nu in de hemel inneemt en die jij in Hem daar hebt. Ben je daar onervaren in, terwijl je beter had moeten weten, dan ben je een klein kind. Om het met de woorden van Galaten 4 te zeggen, waar het om dezelfde dingen gaat: je bent een onmondige (Gl 4:1-7).

Daartegenover staat de geestelijk volwassene die een gezonde geestelijke groei heeft doorgemaakt en die zijn positie in Christus kent en daarnaar leeft. Geestelijk volwassen worden is geen automatisme, maar het gevolg van een gewoonte om je zinnen te oefenen. Met je “zinnen” wordt je waarnemingsvermogen of onderscheidingsvermogen bedoeld. Je geestelijke groei hangt in hoge mate af van het onderscheiden van goed en kwaad. Als je je oog richt op de hemelse Christus, ben je niet een wereldvreemde zonderling, maar krijg je inzicht in het doen van het goede en het nalaten van het kwade.

Lees nog eens Hebreeën 5:8-14.

Verwerking: Zijn er dingen in jouw leven die jouw geestelijke groei vertragen?

Copyright information for DutKingComments