Hosea 1:11

Eén volk, één Hoofd

Na de zegen voor de tien stammen in Hs 1:10 – en voor de volken, zoals dat in het licht van het Nieuwe Testament duidelijk wordt (Rm 9:26; 30) – spreekt Hosea in dit vers over de zegen voor heel Israël. Die zegen ligt in de toekomst. Er zal dan sprake zijn van een hereniging van de twee en de tien stammen, die sinds de dagen van Rehabeam en Jerobeam I van elkaar gescheurd zijn (1Kn 12:16-19). Jeremia heeft daar ook over gesproken (Jr 31:31).

Als die tijd is aangebroken, zullen zij zich als één volk achter hun Messias scharen. Dan zullen het niet meer twee volken zijn met elk een eigen heerser. Nee, het zal zijn één volk met “één Hoofd” (vgl. Ez 37:24). Ze zullen in de verworpen Jezus van Nazareth de hun door God gegeven Koning erkennen. Vanuit het hele land zullen ze optrekken naar Jeruzalem, de woonplaats van God, om Hem te eren.

Het is mogelijk dat “uit het land oprukken” ook slaat op hun terugkeer uit de verstrooiing. “Het land” stelt dan het land Egypte voor als een symbool van alle naties waarheen de Israëlieten zijn verstrooid (vgl. Hs 2:13-14; Dt 28:68). Zo zijn er in de loop van de tijd al heel wat Israëlieten naar hun land teruggekeerd.

Het is niet mogelijk dit vers te laten slaan op de terugkeer van Gods volk uit Babel onder Ezra en Nehemia. Dat betreft slechts een rest. Bovendien staan ze dan nog onder het gezag van de volken waaronder God hen, in de persoon van Nebukadnezar, heeft gesteld. Ze hebben niet zelf een ‘hoofd’ kunnen kiezen. Tot het jaar 1948 zijn ze zelfs nooit meer zelfstandig geweest.

Als de dag of de tijd waarover Hosea spreekt, is aangebroken, kan terecht worden gezegd dat die dag “groot” is. Waarvan niemand heeft durven dromen, waaraan geen vijand van Israël denkt, zal dan gebeuren. Al Gods toezeggingen worden in die dag en aan dat volk waargemaakt door Hem Die hun Hoofd is. Die dag wordt genoemd “de dag van Jizreël”. Jizreël betekent, zoals al bij Hs 1:4 is gezegd, ‘God zal verstrooien’ of ‘God zal zaaien’. De eerste betekenis wordt waar als de Assyriërs de tien stammen wegvoeren en hen verstrooien over al de landen die zij hebben veroverd. Maar als Israël zich onder zijn ene Hoofd heeft geschaard, zal God Zijn volk in het land zaaien. Dan zal het nooit meer verstrooid worden.

Het is geen dag van vernedering, maar van openbare heerlijkheid. Ieder zal in het land zijn eigen erfdeel bezitten en mogen genieten van de zegeningen die God dan rijkelijk zal schenken. Hoe groot die zegen is en op welke wijze God die laat komen, zullen we aan het eind van het volgende hoofdstuk zien, waar opnieuw over Jizreël wordt gesproken (Hs 2:21).

Inderdaad, “groot zal de dag van Jizreël zijn”. De tijd die beantwoordt aan die dag, is het duizendjarig vrederijk. Dan zal de ongedeelde, zelfstandige natie een tijd van ongekende, herboren heerlijkheid beleven, onder Christus als de erkende Leider (vgl. Js 2:1-5; Js 11:1-14; Op 20:1-6).

Copyright information for DutKingComments