Hosea 1:6

Het tweede kind van Hosea: Lo-Ruchama

Misschien is Hosea door zijn werk als profeet regelmatig niet thuis geweest. De praktijk laat zien dat zo’n situatie sommige vrouwen in de verleiding kan brengen om hun ‘geluk’ bij andere mannen te zoeken. Huwelijksontrouw wordt niet alleen gevonden in gevallen waarin een man wordt opgeslokt door zijn drukke maatschappelijke bezigheden. Ook in huwelijken van drukbezette voorgangers in de christenheid is huwelijksontrouw helaas geen onbekende zonde. En zeker niet alleen van de kant van de vrouw.

Er is geen reden om aan te nemen dat Hosea niet goed voor zijn vrouw is geweest. Integendeel, als zijn huwelijk symbolisch de verhouding tussen God en Zijn volk moet voorstellen, is het zeer waarschijnlijk dat hij alles heeft gedaan om haar te bewijzen dat hij veel van haar houdt. Ondanks dat wordt ze hem toch ontrouw.

Heel wat vrouwen hebben aanleiding gevonden in het gedrag van hun man om hem ontrouw te worden. Hoewel op het gedrag van mannen soms heel wat is aan te merken, kan daarin voor een vrouw nooit één enkele rechtvaardiging worden gevonden voor haar ontrouw. Ze zal haar daad van ontrouw dan ook als zonde moeten belijden. Maar ook de man zal zijn zonden, waarin zijn vrouw een aanleiding heeft gevonden hem ontrouw te worden, moeten belijden. Op die wijze kan er worden gewerkt aan herstel van de verbroken relatie.

In het omgekeerde geval, de ontrouw van de man, geldt uiteraard hetzelfde. Vaker is daarbij zelfs geen duidelijk verkeerd gedrag van de vrouw aanwezig. Vrouwen van wie de man overspel pleegt, voelen zich in het algemeen wel schuldig. Ze vragen zich vertwijfeld af hoe zij het hadden kunnen voorkomen. Maar het is vaak de man die zich openstelt voor andere vrouwen, zelfs ondanks het feit dat hij met zijn eigen vrouw een goede huwelijksrelatie heeft.

De oorzaak daarvan ligt in de begeerte van de man die hij niet onder controle houdt. De Heer Jezus richt Zich niet voor niets tot de man, als Hij zegt: “Maar Ik zeg u, dat ieder die een vrouw aanziet om haar te begeren, al overspel met haar gepleegd heeft in zijn hart” (Mt 5:28). Hij geeft in de volgende verzen aan dat met die begeerte korte metten moet worden gemaakt (Mt 5:29-30).

Wees radicaal. Draai je om als je iets ziet waardoor er begeerte kan ontstaan. Eruit met die dvd, dat boek, gooi weg dat spul waar dingen in voorkomen die je gedachten vervuilen. Laat je niet verleiden om op internet pornografische sites te bezoeken. Alles, ook de verderfelijkste zonde, ligt tegenwoordig letterlijk binnen handbereik: met een enkele vingerbeweging, een druk op de (muis)knop, zie je de wereld en al zijn aantrekkelijkheid en verdorvenheid.

Als hier een verzoeking voor de lezer ligt, beantwoord deze verzoeking dan met de woorden van de Heer Jezus: “Ga weg, satan, want er staat geschreven: ‘[De] Heer, uw God, zult u aanbidden en Hem alleen dienen’” (Mt 4:10).

Na een zoon krijgt de vrouw van Hosea nu een dochter. Dit zal zeker bedoeld zijn om aan te geven dat Israël uit zonen en dochters bestaat (vgl. Hs 1:12). Dit kind is bij Gomer verwekt in een buitenechtelijke relatie. Gomer is Hosea ontrouw geworden. Wat er in Hs 1:3 bij staat, dat Gomer “hem”, dat is Hosea, een zoon baart, staat er in dit vers niet bij. Toch wordt het kind Hosea toegerekend. Hij krijgt de verantwoordelijkheid ervoor. De HEERE geeft hem de opdracht het kind de naam “Lo-Ruchama”, wat betekent ‘niet ontfermen’, te geven.

De mensen hebben vast gehoord dat de vrouw van Hosea hem ontrouw is geworden en dat dit kind niet van Hosea is. Wat zullen ze erover gepraat hebben, zoals dat ook in onze tijd gebeurt als zoiets bekend wordt. Met verhalen van ontrouw worden hele roddelbladen gevuld en wat wordt ervan gesmuld. Dit soort bladen mag zich in een behoorlijke oplage verheugen, waarmee maar bewezen is dat mensen er graag in lezen. Maar de lezers zijn blind voor hun eigen ontrouw. Wie graag zulke verhalen hoort of leest, is moreel afgestompt en heeft geen enkel gevoel voor de zondigheid die er in het eigen hart aanwezig is. Praten over de zonden van anderen is nu eenmaal ‘heerlijk’.

Het praatje zal als een lopend vuurtje door de stad zijn gegaan en onderweg stevig zijn aangedikt. Zo gaat dat meestal met het ‘doorgeven’ van zulk soort gebeurtenissen. Maar Hosea kan daarop inspelen en zeggen: ‘Zoals mijn vrouw is, zo zijn jullie allemaal!’ Zijn prediking moet de gewetens raken en die in Gods licht plaatsen. Ze moeten zien dat zij precies dezelfde dingen doen waarvan ze anderen beschuldigen (Rm 2:1), al zijn die beschuldigingen soms nog zo terecht.

Zo vergaat het ook de farizeeën die een overspelige vrouw bij de Heer Jezus brengen (Jh 8:3-11). Ze willen wel eens zien wat Hij met dit geval zal doen. Zeker, ze heeft overspel gepleegd en het bewijs is niet tegen te spreken. Ze is op heterdaad betrapt. Als Hij haar veroordeelt, kan Hij niet de Heiland zijn. Dan is Hij alleen een Wetshandhaver en dat zijn zij ook. Als Hij haar vrijspreekt, dan kan Hij niet van God komen, want dan doet Hij geen recht aan Gods wet. Wat doet de Heer Jezus? Door het stellen van een vraag maakt hij duidelijk dat de zonde waarvan ze de vrouw beschuldigen in hun eigen hart aanwezig is: “Wie van u zonder zonde is, laat die het eerst een steen op haar werpen” (Jh 8:7). Als Hij dit heeft gezegd, gaan ze weg. Ze druipen af “een voor een, te beginnen bij de oudsten tot de laatsten toe” (Jh 8:9).

Kijk, dat is wat ook wij moeten leren. Wat hebben we vlug de mond vol over de zonden van anderen, terwijl we vergeten hoe we zelf zijn. Het gaat er niet om de zonde goed te praten, maar om deze allereerst bij onszelf te herkennen. Hoeveel christenen kijken niet avond aan avond naar vunzige programma’s of zoeken bewust naar porno op internet, terwijl ze gemakkelijk iets zeggen over de ontrouw van anderen?

Hosea had kunnen zeggen: ‘Het aangaan van dit huwelijk is de fout van mijn leven geweest. Kijk eens, wat een ellende ik over me heb gehaald, wat een smaad voor de kinderen.’ Hij zou ook God de schuld hebben kunnen geven, net als Adam: ‘De vrouw die U mij hebt gegeven’ (Gn 3:12). Dat doet hij niet. Als hij deze woorden schrijft, is het alsof hij terugkijkt en zegt: ‘Zo heeft God mij geleid.’

Deze visie geeft hem de kracht om van haar te blijven houden en zelf niet ontrouw te worden. Ook al loopt ze bij hem weg, hij blijft haar trouw. Ze komt zelfs bij hem terug, zoals we zullen we zien in Hosea 3. Hosea ervaart hierdoor tevens Gods trouw ten aanzien van Zijn volk. Ook al moet Hij Israël verstoten vanwege ontrouw, het is niet voorgoed. Er komt een tijd dat Hij Zijn volk weer zal aannemen.

In deze tijd, waarin zoveel wordt gedaan vanuit het gevoel, is het goed om ook nog op deze houding van Hosea te wijzen. Je hoort wel eens: ‘We kunnen maar beter uit elkaar gaan, want ik voel niets meer voor haar’, of: ‘We voelen niets meer voor elkaar.’ Alsof de afwezigheid van bepaalde gevoelens een geldige reden tot ontbinding van een huwelijk zou kunnen zijn. Wie bedenkt zoiets? Dat komt alleen maar voort uit de leugenkoker van de satan.

De opdracht voor mannen luidt: “Hebt uw vrouwen lief, evenals Christus de gemeente heeft liefgehad en Zichzelf voor haar heeft overgegeven” (Ef 5:25). Duidelijk toch? Niks geen praatjes als ‘niets meer voelen voor’ of ‘je moest maar eens in mijn schoenen staan’. Gewoon doen.

De enige kracht voor het beste én voor het moeilijkste huwelijk ligt in het voorbeeld van de Heer Jezus. Hij heeft de gemeente lief. Hij heeft haar lief, als ze in het prille begin van haar bestaan op aarde helemaal aan Hem is toegewijd. Hij heeft haar ook lief, nu ze tegen het einde van haar aanwezigheid op aarde Hem zo ontrouw is. Die liefde is volmaakt te zien op het kruis. Daar is Hij uit liefde voor Zijn gemeente, Zijn hemelse bruid, gestorven om haar eeuwig voor Zich tot vrouw te verwerven.

Als Hosea de opmerkingen over zijn ontrouwe vrouw hoort, wijst hij op de naam die hij dit kind heeft moeten geven. Deze naam is veelzeggend. Opnieuw moet het zijn volksgenoten hard in de oren hebben geklonken en mogelijk hebben ze weer gelachen. Maar God zal ermee ophouden Zijn ontfermingen aan hen te bewijzen. Als God Zijn ontfermingen terugtrekt, is dat een afschuwelijke zaak. Hij moet Israël echter laten voelen wat de uitwerking is als Hij Zich niet langer ontfermt. Een kind zonder ontferming is gedoemd te sterven of wordt een monster. Een mens of een volk kan niet zonder ontferming. Die ontfermingen zijn voor Zijn volk toen, Israël, en voor Zijn volk nu, de gemeente, de basis van hun bestaan. Als God Zijn ontfermingen niet meer kan bewijzen, betekent dat het einde.

Voor God is het een vreselijke zaak dat Hij Zich zo moet opstellen. David zegt van Hem: “Zoals een vader zich ontfermt over [zijn] kinderen, [zo] ontfermt de HEERE Zich over wie Hem vrezen” (Ps 103:13). En heeft Israël die ontfermingen niet onlangs nog ondervonden? Nog maar enkele jaren geleden, ten tijde van de regering van Joas, de vader van Jerobeam, hebben ze het ervaren: “Maar de HEERE was hun genadig. Hij ontfermde Zich over hen en keerde Zich tot hen” (2Kn 13:23). En nog korter geleden, onder Jerobeams regering, heeft de HEERE gezien “dat de ellende van Israël zeer bitter was, dat het met de gebondene en de vrije gedaan was en dat Israël geen helper had”. En dan lezen we: “Maar Hij verloste hen” (2Kn 14:26-27).

God doet Zich kennen als een God Die Zich ontfermt over mensen in nood. Zo leren we God ook kennen in de geschiedenis van Job: “U hebt van de volharding van Job gehoord en hebt uit [het] einde van [de] Heer gezien dat de Heer vol genegenheid en ontfermend is” (Jk 5:11).

Er bestaat geen grotere aansporing om God lief te hebben en te dienen, dan nadat we ontferming hebben ervaren. In Romeinen 12 worden de christenen aangesproken als mensen die Gods ontfermingen kennen. Die ontfermingen zijn in Romeinen 1-8 breed uitgemeten. In Romeinen 9-11 worden die ontfermingen getoond ten aanzien van Israël. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Paulus direct in aansluiting daarop zegt: “Ik vermaan u dan, broeders, door de ontfermingen van God, dat u uw lichamen stelt tot een levende offerande, heilig, voor God welbehaaglijk, [dat is] uw redelijke dienst” (Rm 12:1). Vanwege alles wat God voor ons heeft gedaan in Christus, mag Hij van ons verwachten dat we Hem zullen dienen met alles wat we zijn en hebben.

Het getuigt van grote ondankbaarheid als we Gods ontfermingen beantwoorden met ontrouw, het doen van de eigen wil en het volgen van eigen begeerten. Als we consequent Zijn ontfermingen negeren, als we doen alsof die niets betekenen, komt het moment dat Hij Zijn ontfermingen niet langer kan laten voelen. Binnenkort zal dat moment voor Israël aanbreken. Dat zal blijken wanneer Hij “hen zeker wegvoeren” zal.

Een andere vertaalmogelijkheid is “dat Ik hun vergevend vergeve”, wat zoveel wil zeggen als ‘dat Ik hun hoe dan ook vergeef’, wat erop neerkomt dat Hij hun niets meer vergeeft. Zijn ontferming wordt namelijk het duidelijkst zichtbaar in de vergeving die Hij schenkt. Als God niet meer vergeeft, omdat er geen berouw meer is bij Zijn volk, zakt het volk steeds verder weg in hun zonden. Dan móet Hij het definitieve oordeel wel voltrekken. Dat zal gebeuren als de tien stammen uit hun land worden weggevoerd. Dit is het oordeel dat het volk wacht.

Copyright information for DutKingComments