Hosea 12:3

Nederlands vers (4)

Moederschoot en mannelijke kracht

In de Hs 12:4-5 wordt de aandacht gevestigd op drie gebeurtenissen uit het leven van Jakob. Deze dienen tot voorbeeld voor heel Israël, de twaalf stammen. Het gaat om zijn geboorte (Gn 25:24-26), zijn ‘overwinning’ bij Pniël (Gn 32:22-32) en de reiniging van zijn huis in Bethel (Gn 35:1-15).

Het eerste voorbeeld betreft zijn geboorte. Het vastpakken van de hielen kan slaan op bedriegen. Het is een zinspeling op de naam Jakob, die ‘hielenhouder’ betekent. De verklaring kan ook positief zijn, als we hierin zien dat het Jakob bij wijze van spreken al in de moederschoot erom ging het eerstgeboorterecht te bezitten, waarvan later blijkt hoe weinig waarde zijn broer Ezau eraan hecht. Ezau verkoopt zijn eerstgeboorterecht voor een schotel linzensoep (Gn 25:29-34).

Hoe bedrieglijk Jakob zich ook steeds heeft gedragen, toch heeft hij altijd belangstelling gehad voor de zegen van God en die op prijs gesteld. En dat ontbreekt eraan bij het volk. Daarom kunnen we in de verwijzing naar de geboorte van Jakob een aansporing voor het volk zien om zich uit te strekken naar en in te zetten voor de zegen die God wil geven. Maar niet op de manier van Jakob. Jakob heeft vaak op een verkeerde manier Gods zegen willen verkrijgen, namelijk door eigen inspanning. Hij heeft moeten leren dat het zo niet gaat bij God.

Bovendien levert eigen inspanning hem strijd op met mensen. Die handelwijze moet worden afgeleerd en dat is gebeurd bij het tweede voorval dat van hem wordt vermeld: zijn strijd met God bij Pniël. Dat is een zinspeling op de naam Israël, die ‘strijder van God’ of ‘die met God strijdt’ betekent.

Copyright information for DutKingComments