Hosea 12:7

Nederlands vers (8)

Wat Kanaän doet

Hoe noodzakelijk de oproep tot bekering van het vorige vers is, blijkt wel uit de verzen die nu volgen. Het volk wordt hier met de naam “Kanaän” genoemd, om aan te geven dat het niet handelt zoals zijn stamvader Israël, maar naar de gewoonten van de vroegere inwoners van het land. De plotselinge invoering van deze naam houdt verachting in voor de houding die Israël nu aanneemt. Israël heeft juist ten opzichte van de Kanaänieten en hun gruwelen een duidelijk getuigenis van zijn God moeten geven. In plaats daarvan hebben ze de gruwelijke praktijken van de Kanaänieten overgenomen.

Een toepassing van de naam Kanaän voor deze tijd is dat God een plaatselijke gemeente aanspreekt met ‘Wereld!’ Er zijn gemeenten waar nauwelijks verschil te zien is tussen de gemeente van God en de wereld. De grenzen zijn daar praktisch verdwenen. De gemeente zou een zegen moeten zijn voor de wereld, maar ze is erin opgegaan door de wereld in haar midden toe te laten.

Kanaän betekent ‘handelaar’. De Fenicische Kanaänieten zijn in die tijd een van de succesvolste handelsvolken (vgl. Js 23:8; Ezechiël 26-27). Hosea verbindt daarmee de verkeerde houding tot de naaste die altijd volgt op een verkeerde houding tot God. Dit komt tot uiting in de handel met de naaste waarbij “een bedrieglijke weegschaal” wordt gebruikt (Lv 19:36; Dt 25:13-16). Bij een bedrieglijke weegschaal lijkt het eerlijk toe te gaan, maar het tegengewicht voldoet niet aan de geijkte norm.

Op deze wijze persen zij hun naasten af. Dat alleen is al verkeerd, maar ze vinden er nog het grootste genoegen in ook. Het geweten reageert totaal niet meer bij deze mensen. Maar al heeft de koper er geen erg in dat hij wordt bedrogen, God ziet het wel.

Hij ziet ook hoe wij dingen ‘wegen’ in de geestelijke toepassing ervan, ook binnen de gemeente. Als daar dingen moeten worden beoordeeld, moet dat ook met een eerlijke ‘weegschaal’ gebeuren. Helaas gebeurt dat niet altijd. Jakobus wijst op het gebruik van ‘een bedrieglijke weegschaal’ als hij wijst op het verschil in behandeling van de rijke en de arme (Jk 2:2-4). Elke goede of slechte daad moet zonder aanzien des persoons worden beoordeeld. En laten we eerlijk zijn: hoe geneigd zijn wij om een slechte daad van iemand die we niet zo mogen, zwaarder aan te rekenen dan die van een van onze vrienden? Dan worden daden gewogen met een bedrieglijke weegschaal.

Copyright information for DutKingComments