Hosea 13:11

God gaf een koning en nam hem weer weg

Dit vers heeft betrekking op Saul. Het volk wil een koning en God geeft hun Saul als koning (1 Samuel 8-10). God doet dat niet van harte, maar in Zijn toorn. Het verzoek van het volk is niet gebaseerd op geloof, maar op ongeloof. God geeft Zijn volk een koning naar hun eigen ‘smaak’. Saul blijkt een koning te zijn die uiteindelijk met God en Zijn wil geen rekening houdt. Hij staat daarmee model voor het hele volk.

Zo’n koning kan God niet handhaven. Hij neemt Saul weg, verbolgen als Hij is over diens ongehoorzaamheid (1Kr 10:13-14). Hetzelfde geldt voor de koningen die over het tienstammenrijk regeren. Iedere koning is onder toelating van God op de troon gekomen. Maar omdat ze ontrouw zijn, laat God ook toe dat ze weer verdwijnen, op welke manier dan ook. Velen sterven een gewelddadige dood.

De les voor ons is dat God soms gehoor geeft aan wat we dwingend vragen. Hij doet dat, opdat we door de verhoring zullen ervaren hoe groot de dwaasheid van ons vragen is geweest. Beslissend is niet wat we vragen, maar hoe we vragen en met welk doel.

Copyright information for DutKingComments