Hosea 2:21-22

Nederlandse verzen (20-21)

De HEERE verhoort

Het hart van het volk is tot God teruggebracht. De verbroken verhouding tussen God en Zijn volk is hersteld. Na het herstel van de innerlijke band staat niets de stroom van Gods zegen meer in de weg. Maar die stroom van zegen komt pas, nadat het volk erom heeft gevraagd. God wil Zich doen kennen als een God Die verhoort. Dat staat voorop. Al het andere is slechts de uitwerking ervan. Terwijl Israël de zegeningen van het land eerst heeft gezien als het eigen bezit, erkennen ze nu door hun gebed dat het zegeningen zijn die van God moeten komen, uit genade geschonken.

Zij rekenen voor hun behoeften niet meer op de gunst van de afgoden. Israël heeft de zegen toegeschreven aan de Baäls. Daarom heeft God hun die zegen ontnomen, opdat ze zouden leren dat Hij de Gever is (Hs 2:6-7). Nu is er voor afgoden geen plaats meer. In de herstelde betrekking met hun God maken ze Hem nu in het gebed hun behoeften bekend. Daarop zal Hij antwoorden, en hoe! Er zal een onafgebroken stroom van zegen zijn tussen de HEERE en Zijn aardse volk.

Hemel en aarde zijn sinds de zondeval van de mens van elkaar gescheiden. Sinds die tijd heeft de satan de macht op aarde (Lk 4:5-6) en verschijnt hij voor God in de hemel als de aanklager van de gelovigen (Op 12:10). Maar in de tijd van zegen die dan voor Israël zal zijn aangebroken, zal de macht van de satan verbroken zijn. Op aarde kan hij gedurende die tijd geen kwaad meer aanrichten (Op 20:2-3). En de hemel zal, nadat hij daaruit verwijderd is, van zijn aanwezigheid gezuiverd zijn (Op 12:10).

Dan zal er een prachtige harmonie bestaan tussen de hemel en de aarde. Ook zal er een prachtige harmonie zijn tussen zaaiing en oogst. De keten van zegen vindt zijn oorsprong in God. Het eerste wat gezegd wordt, is: “Ik zal verhoren.” Dat zegt God en vervolgens begint de zegen te stromen. De hemel zal aan God vragen om aan de aarde regen, dat is zegen, te mogen geven en God zal verhoren. Maar de vraag van de hemel komt van de aarde. De aarde wordt gezien als een persoon die aan de hemel om regen vraagt. De hemel zal reageren en de zegen geven.

Maar ook de vraag van de aarde staat niet op zichzelf. Op haar beurt is de aarde door het koren, de nieuwe wijn en de olie om vruchtbaarheid gevraagd. Daarom vraagt de aarde aan de hemel om regen. Maar ook de vraag van het koren, de nieuwe wijn en de olie staat niet op zichzelf. Jizreël heeft gevraagd om de vrucht van het land. Jizreël vraagt dus als eerste. Jizreël is Israël zoals het in die tijd door God gezaaid zal zijn in het land – zie ook de verklaring bij Hosea 1:11. Israël is het voorwerp van Gods zegen. Zo zullen de hemel en de aarde en de vrucht van de aarde – in het vrederijk – voorzien in de behoeften van het volk van God.

Het is schitterend om te zien hoe hier de gebeden op elkaar zijn afgestemd. Alle gebeden hebben eenzelfde doel, elke schakel in deze gebedsketen werkt daaraan mee. Het gaat om zegen voor Gods volk. De hemel wordt verhoord door God Die regen zal geven. Daardoor zal Jizreël de zegen van het land kunnen genieten als komend uit Gods hand en als verhoring van het gebed.

De inhoud van deze gebeden heeft ons wel wat te zeggen. God wil Zijn huidige volk, de gemeente, ook graag zegenen. Bidden we daar wel voor? Daarbij gaat het om het genieten van wat God ons al heeft gegeven. God heeft ons “gezegend … met alle geestelijke zegening in de hemelse [gewesten] in Christus” (Ef 1:3). Maar Paulus bidt voor de Efeziërs dat God hun geeft dat ze er ook van zullen genieten (Ef 1:16b-19; vgl. Ko 1:9-10; Ko 4:2-3). Als we ons in onze gebeden meer zouden richten op de inhoud van wat Paulus bidt, zou er dan niet meer echte zegen van God in Christus door ons worden genoten?

Ten aanzien van het herstel van Israël in hun betrekking tot de HEERE is nog meer resultaat te melden. Er zal niet alleen zegen zijn voor Israël, maar de hele aarde zal in die zegen delen. De hele schepping zal dan vrijgemaakt zijn van de vloek die erop is komen te liggen door de zondeval. De vrijmaking van de schepping wordt verbonden aan “de openbaring van de zonen van God” (Rm 8:19-21).

Als de Heer Jezus terugkomt en die heerlijke tijd voor Israël en de hele aarde zal aanbreken, komt Hij niet alleen. Allen die zonen van God zijn geworden door het geloof in dé Zoon van God, zullen Hem vergezellen (Op 19:14). Samen met al de gelovigen van het Oude Testament en ook met allen die na de opname van de gemeente tijdens de grote verdrukking zijn omgebracht, zullen ze “met Hem duizend jaren regeren” (Op 20:4-6).

Copyright information for DutKingComments