Hosea 3:4

Israël is zonder …

In dit vers komen enkele bijzonderheden naar voren die in de beide vorige hoofdstukken niet aan de orde zijn geweest. Hosea 1 geeft de algemene positie waarin het volk zich bevindt en het door Gods oordeel is geplaatst. In Hosea 2 worden verschillende details nader ingevuld. Hosea 3 geeft duidelijkheid over de vernedering en de geïsoleerde positie van Israël. En dat niet voor even, maar voor onbepaalde tijd, met aan het einde van die periode haar invoering in de overvloedige zegen.

In dit ene vers komt de hele situatie naar voren waarin Israël zich al vele eeuwen bevindt. Geen enkele Jood kan ontkennen dat dit vers de actuele situatie op treffende wijze weergeeft. De periode van “veel dagen” is de tijd na het kruis. Al die tijd is het volk al “zonder koning en zonder vorst”, dat wil zeggen zonder een erkende regering met een officieel staatshoofd. Dit geldt vooral voor de tien stammen, die verstrooid zijn.

Ook zijn ze “zonder offer”. Ze hebben geen eredienst waarbij ze tot God naderen op de grondslag van het offer. Maar ook zijn ze “zonder gewijde steen”. Deze stenen zijn de aan de afgoden gewijde stenen die Israël heeft moeten vernielen (Ex 23:24), maar die in Israël vaste voet aan de grond hebben gekregen (2Kn 3:2; 2Kn 10:26-28; 2Kn 17:10). De gewijde steen stelt de afgodische aanbidding voor die Israël van de omliggende volken heeft overgenomen. Het volk zal dus zonder ware, maar ook zonder valse middelen van aanbidding zijn.

Ten slotte zijn ze “zonder efod”, dat is het hogepriesterlijke kleed. Er is geen priesterlijke bemiddeling om de HEERE te raadplegen. Maar ook de “afgodsbeelden” ontbreken. Dit zijn de terafim, de afgodsbeelden ter verering van voorouders. Er is, in plaats van de priesterlijke raadpleging, ook geen raadplegen van de afgoden via de daarvoor ontworpen beelden.

Het mag een wonder worden genoemd dat, ondanks het ontbreken van wat noodzakelijk lijkt om als volk te kunnen bestaan, Israël al de eeuwen door is blijven bestaan. Het is eens te meer een bewijs van de waarheid en betrouwbaarheid van de Bijbel, die aan Israël onvoorwaardelijke beloften van God toeschrijft. Dat God deze tijd van het ‘isolement’ van Israël gebruikt voor het bijeenbrengen van de gemeente, is een waarheid die niet in het Oude Testament, maar in het Nieuwe Testament wordt ontvouwd.

Copyright information for DutKingComments