Hosea 5:15
God trekt Zich terug, totdat …
God heeft Zich uit Israël teruggetrokken. Zijn heerlijkheid is van Israël geweken en teruggegaan naar Zijn woonplaats, de hemel (Ez 10:4; 18-19; Ez 11:22-23). Hij zal pas tot Israël terugkeren als ze hun schuld tegenover Hem beseffen. Dat Hij Zich niet definitief aan het volk heeft onttrokken, komt prachtig tot uitdrukking in het woord “totdat”. Dit woord geeft hoop. Het geeft een keerpunt aan. Dat keerpunt is wel afhankelijk van schulderkenning (Lk 15:20). Als de Heer Jezus de weerspannigheid van Jeruzalem beschrijft en Hij haar, als gevolg daarvan, moet verlaten, gebruikt Hij hetzelfde, voorwaardelijke “totdat” als Hosea (Mt 23:37-39). Totdat zij zich schuldig voelen aan afgoderij en zich ook schuldig voelen aan hun verwerping van hun Messias, tot zolang kan God Zich niet over Zijn volk ontfermen. Ook in Hosea 1 is dat aan de orde geweest. Daar hebben we ook gezien dat er wel een toekomst is voor het volk, want het zal weer als Gods volk worden aangenomen (Rm 11:25-32). Als Gods aangezicht en bescherming zich terugtrekken, betekent dat voor Israël de verstrooiing uit het land. Als ze met God wandelen, kan niets hen deren. Maar de zonde maakt scheiding tussen hen en God. Als God Zich terugtrekt, hebben we alles verloren. Het juiste onderscheid tussen goed en kwaad is weg. Bovenal is de liefde verdwenen. Als God weggaat, neemt Hij alles mee wat waardevol en kostbaar is, al het goede. God verlaat de mens pas dan, wanneer deze eerst Hem heeft verlaten en Hij alles geprobeerd heeft om de mens weer terug te brengen in de juiste verhouding tot Hem. Dat doet Hij door voor hen te zijn als een vermaning (Hs 5:2), als een mot en een verrotting (Hs 5:12) en ten slotte als een leeuw (Hs 5:14). “De benauwdheid” zal plaatsvinden tijdens de grote verdrukking. Die tijd wordt “een tijd van benauwdheid voor Jakob” (Jr 30:7) genoemd. De Heer Jezus spreekt over dezelfde periode in Zijn grote profetische rede in Mattheüs 24-25 en zegt daarvan: “Want er zal dan een grote verdrukking zijn zoals er niet is geweest van [het] begin van [de] wereld af tot nu toe en er ook geenszins meer zal komen” (Mt 24:21). Na afloop van die periode, die drieënhalf jaar zal duren, zal het volk, dat wil zeggen het gelovig overblijfsel, zich schuldig voelen. Zij zullen tot belijdenis komen en verlangend uitzien naar God Die hen zal redden uit hun nood. God zal dat doen door de Heer Jezus voor de tweede keer naar de aarde te zenden. Hij komt dan niet om te lijden en te sterven voor de zonden, maar om het kwaad te oordelen en te gaan heersen (Zc 12:10; Zc 14:3-5; Hb 9:28). Als God terugkeert naar Zijn plaats in Israël, is dat om Zijn volk te zegenen. Hij wacht in genade op hun bekering. Als uiteindelijk dat ogenblik is aangebroken, zal Hij opstaan van Zijn plaats en Zijn volk helpen in hun nood. Dat zal Hij doen door Zijn vijanden te oordelen: “Want zie, de HEERE gaat uit Zijn plaats om de ongerechtigheid van de bewoners van de aarde aan hen te vergelden” (Js 26:21a).
Copyright information for
DutKingComments