Hosea 6:6

Goedertierenheid en kennis beter dan offers

God laat Zich niet bedriegen als er slechts uiterlijke vormen zijn en van een innerlijke betrekking met Hem geen sprake is. In het dienen van God komt het niet aan op uiterlijk eerbetoon, maar op de gezindheid van het hart. Dit vers wordt twee keer door de Heer Jezus aangehaald. De eerste keer citeert Hij dit vers om aan te geven dat Zijn genade uitgaat naar zondaars en niet naar mensen die zichzelf rechtvaardigen (Mt 9:13). De tweede keer doet Hij dat om aan te geven dat de onschuldigen niet moeten worden geoordeeld (Mt 12:7).

In dezelfde zin als Hosea hebben ook enkele van zijn tijdgenoten geprofeteerd (Js 1:11-17; Am 5:21-24; Mi 6:6-8). Meerdere profeten hebben erop gewezen dat God verlangt naar echt geloof en niet naar nietszeggende offers.

Dit wil niet zeggen dat God offers als zodanig versmaadt, maar Hij doet dat wel als ze worden gebracht zonder oprecht geloof in Hem. God wenst een hart dat naar Hem en de naaste uitgaat. Hij heeft Zijn volk het bevel gegeven om te offeren. Maar dit offeren moet gebeuren vanuit een oprecht hart, anders is de offerdienst zonder betekenis en waardeloos (Jr 7:22-23; Mk 12:33; Ps 51:18-19). God wil dat de mensen leven tot Zijn eer. Als hun offers daarop aansluiten, krijgen ze echt waarde voor Hem. Bij de afgodendienst is dat andersom. De afgod wil dat zijn altaar met offers wordt overladen en dan mag de mens leven zoals hij dat zelf wil.

Copyright information for DutKingComments