Hosea 9:9

Wat er vroeger was, is er nu ook nog

De profeet wijst niet zozeer op de plaats Gibea als wel op “de dagen van Gibea” (vgl. Hs 10:9; Richteren 19-21). Hiermee wijst hij op wat er in de dagen van de richters in Gibea is gebeurd, maar ook op hoe men daarmee is omgegaan, hoe het volk erop heeft gereageerd. Het geeft de atmosfeer aan waarbinnen die afschuwelijke zonde zich afspeelt en waarbij openbaar wordt wat er in de harten leeft van allen die erbij betrokken zijn.

Door te verwijzen naar de dagen van Gibea zegt Hosea dat het in zijn dagen met het volk niet anders is. Mogelijk komt de zonde niet op dezelfde wijze openbaar als destijds in Gibea, waar het wel duidelijk waarneembaar is. Maar zeker is de atmosfeer van destijds in zijn dagen aanwezig. Daardoor hebben zij zich “zeer diep verdorven”.

Het is vreselijk, maar het ergste kwaad kan gebeuren, ook nu in de gemeente. Nog vreselijker is het als die zonde niet wordt geoordeeld of slechts wordt geoordeeld in een geest van hooghartigheid en trots en vanuit eigen belang. God zal ervoor zorgen dat de zonde wordt geoordeeld en dat Zijn volk, te midden waarvan de zonde heeft plaatsgevonden, daarover leert denken en daarmee leert handelen zoals Hij dat doet.

Zonde sterft nooit een natuurlijke dood, maar moet volkomen worden geoordeeld. Wanneer een zonde wordt toegelaten, hetzij in het leven van een persoon, hetzij in een plaatselijke gemeente, zal deze zonde zijn werk blijven doen tot ze wordt geoordeeld. Dit oordeel moet gebeuren door de persoon zelf, of door de gemeente; anders zal God het doen.

Copyright information for DutKingComments