Isaiah 10:10

De beweegredenen van Assyrië

De koning van Assyrië heeft geen enkele verbinding met God. Hij heeft niet de mening van God, maar zijn eigen mening en handelt daarnaar (Js 10:7). Hij bedenkt in zijn hart niet de dingen van God, maar heel andere dingen. Daarom leeft hij ook in vijandschap tegen God (Rm 8:5-8). Zo zegt de profeet Nahum over Assyrië: “Uit u is iemand voortgekomen die kwaad denkt tegen de HEERE, een verderfelijke raadsman” (Na 1:11). We zien hier dat God het hart en de overwegingen van de goddeloze door en door kent. Alle dingen zijn naakt en geopend voor Zijn ogen, ook de diepst verborgen overleggingen van het hart (Hb 4:12-13; 1Ko 4:5).

Assyrië wil zoveel mogelijk volken wegvagen en uitroeien om zijn gebied te vergroten en zijn heerschappij uit te breiden. Daarom wil hij nu ook Juda inlijven. Hij waant zich superieur. Zijn vorsten zijn allemaal koningen, zo snoeft hij (Js 10:8). Trots wijst hij op eerder behaalde successen (Js 10:9). Ook het tienstammenrijk, Samaria, is al in zijn handen.

In zijn grootheidswaan denkt hij nu Jeruzalem te kunnen inlijven. Het is voor hem een stad als andere steden. Voor hem is de God van Israël ook niet meer dan een afgod, ja, eigenlijk nog minder dan de afgoden van andere landen (Js 10:10; vgl. Js 36:19-20). Daarom meent hij Jeruzalem nog gemakkelijker te kunnen veroveren dan de andere steden die hij heeft veroverd (Js 10:11). Daar heeft Jeruzalem het ook naar gemaakt. In plaats van een getuigenis te zijn voor Gods Naam, hebben ze God vervangen door afgoden.

De koning van Assyrië spreekt niet eens over zijn goden die hem de overwinning zouden hebben gegeven. Hij pocht erop dat hij alles aan zichzelf te danken heeft, dat hij dat zelf heeft gedaan, “zoals ik gedaan heb”, waarmee hij zichzelf tot een god verklaart.

Copyright information for DutKingComments