Isaiah 11:6-8

Het vrederijk

Na de beschrijving van de Messias volgt een beschrijving van de heerlijke situatie van vrede die onder de regering van de Messias, de Vredevorst, op aarde in gerechtigheid zal heersen. Gerechtigheid brengt vrede voort (Js 32:1). Alle soorten crises die we nu kunnen meemaken, zoals klimaatcrisis, financiële crisis, sociaal-maatschappelijke crisis, zullen er dan niet meer zijn. Ze zijn allemaal verdwenen omdat ze zijn opgelost door de Messias. De vrede zal op lieflijke wijze ook in het dierenrijk aanwezig zijn (Js 11:6-8). Er is niet alleen vrede tussen de dieren, maar ook tussen de mensen en de dieren.

Het tafereel dat hier wordt geschetst, laat zien hoe het vóór de zondeval was. Als de vloek is weggenomen, zal die situatie door de Heer Jezus worden hersteld, zoals Jesaja hier profeteert. Dan zullen “[de] tijden van [de] herstelling van alle dingen” zijn aangebroken, “waarvan God gesproken heeft door [de] mond van Zijn heilige profeten van oudsher” (Hd 3:21), onder wie Jesaja.

De aarde zal dan vrijgemaakt zijn van de vloek die erop rust sinds de mens in zonde is gevallen en waardoor de vrede zo wreed en langdurig is verstoord (Rm 8:19-22). Paulus geeft in Romeinen 8 een detail dat Jesaja niet kent. Daar staat dat het niet alleen om de openbaring van Christus als de “Wortel van Isaï” (Js 11:10) gaat, maar ook om “de openbaring van de zonen van God” (Rm 8:19), de gelovigen van de nieuwtestamentische gemeente die met Hem verbonden zijn.

Het vrederijk is de regering van de laatste Adam, Christus, Die alles zal herstellen wat de eerste Adam heeft verdorven, hoewel de zonde dan nog niet volledig is afgeschaft. De gerechtigheid heerst, wat wil zeggen dat er nog kwaad aanwezig is, maar dat dan beteugeld is omdat de satan gebonden zal zijn en duizend jaar is opgesloten (Op 20:2-3). Het is wel een herstel van de tijd van vóór de zondeval, waar de dieren zich ook voeden met het kruid van het veld (Gn 1:30). Er is daar geen sprake van dat dieren elkaar verslinden.

De aanjager van het kwaad kan geen kwaad meer aanrichten en geen verderf meer stichten (Js 11:9). Ook kan hij zijn verduisterende invloed op de kennis van de HEERE niet meer uitoefenen. De hele aarde draagt het kenmerk van “Mijn heilige berg”, dat is de tempelberg, Gods woonplaats op aarde. De hele aarde zal aan God toegewijd zijn en vol zijn van Zijn heerlijkheid (Js 6:3).

Dat is te danken aan “de kennis van de HEERE”. Die kennis zal algemeen bij de bewoners van de aarde aanwezig zijn, en dat niet oppervlakkig, maar diepgaand, als de bodem van de zee. Dit betekent meer dan dat de mensen intellectuele kennis van God bezitten. Het betekent veelmeer dat de mensen overal naar Gods beginselen en naar Zijn Woord zullen leven.

Het gaat om de heerschappij van Christus en de uitwerking daarvan op de aan Hem onderworpen schepping. De gelovigen van de huidige tijd zijn nu al een “nieuwe schepping” (2Ko 5:17) en zijn aan hun Heer onderworpen (2Ko 5:15).

In de verschillende dieren in het vrederijk kunnen we ook verschillende karakters van de vernieuwde verlosten zien, die onder de heerschappij van Christus met elkaar in vrede kunnen leven. Dit onderscheid in karakter zien we al bij de discipelen van de Heer Jezus die allemaal verschillend zijn, maar toch samen Hem volgen. Het is te wensen dat de vrede die straks overal op aarde aanwezig zal zijn, nu al onder de gelovigen in de plaatselijke gemeenten aanwezig is.

In de huidige tijd trekken de discipelen van Christus erop uit, de wereld in, om Christus’ boodschap overal te brengen. Maar “op die dag” (Js 11:10) zullen alle volken naar Christus vragen. Daartoe zullen de volken naar Jeruzalem optrekken (vgl. Js 2:3). Daar zullen ze van Israël onderwijs ontvangen over Christus, want de Israëlieten zullen “priesters van de HEERE” worden genoemd (Js 61:6).

Christus is het Centrum tot Wie allen komen. Ze zullen Hem zien als de verheerlijkte Mens en Hem erkennen als “de Wortel van Isaï”, dat wil zeggen als Degene aan Wie het huis van David zijn ontstaan te danken heeft (Op 22:16). Bij “Loot” (Js 11:1) denken we aan Christus als Mens, Die uit het geslacht van David voortkomt. Bij “Wortel” denken we aan Hem in Zijn Godheid, uit Wie het geslacht van David voortkomt. Hij is zowel de Oorsprong als de Nakomeling van het geslacht van David. Als God is Hij de Oorsprong en als Mens is Hij de Nakomeling.

Ze zullen Hem ook zien als de “banier voor de volken”, als Degene Die boven alle volken verheven is en naar Wie alle volken zich zullen richten (Ps 72:8-11; 17). Hij is het grote oriëntatiepunt. Bij Hem is rust, een rust die Hij uitspreidt over de hele aarde. Omdat alles op aarde in overeenstemming met Zijn wil is, is de hele aarde “Zijn rustplaats” en daarom een heerlijke rustplaats. Allen die dan op aarde wonen, delen in die rust (Mi 4:2-3).

Het centrum van de rust zal Gods woonplaats Jeruzalem zijn. Dat is de stad die Hij uitgekozen heeft om Zijn Naam daar te laten wonen. Het gebed van David zal dan in vervulling zijn gegaan: “Sta op, HEERE, [ga] naar uw rustplaats” (Ps 132:8a; 13-14; 2Kr 6:41). De heerlijkheid van deze rustplaats komt tot uiting in de ‘Sjechina’, dat is de wolk van de HEERE als het zichtbare teken van de heerlijkheid van Zijn tegenwoordigheid.

Paulus citeert Js 11:10 in Romeinen 15 (Rm 15:12). Hij doet dat om aan te tonen dat niet alleen Israël, maar ook de volken in Gods heilsplan zijn opgenomen. Let wel, het gaat niet om de gemeente. Die is in het Oude Testament een verborgenheid. Waar het hier om gaat, is dat Gods hart ook in het Oude Testament uitgaat naar de volken buiten Israël. Ze hebben zeker een andere plaats dan Israël. Israël was en blijft Gods uitverkoren volk. Dat volk heeft in de heilsgeschiedenis een aparte plaats, maar daarmee heeft God de andere volken niet verworpen.

Copyright information for DutKingComments