Isaiah 13:11

De dag van de HEERE komt

In deze verzen verplaatst het profetisch toneel zich van de aanstaande ondergang van Babel als schaduwbeeld van de toekomst naar de toekomstige oordelen van God over het herstelde Romeinse rijk en de hele wereld in de eindtijd, dat is naar de komst van “de dag van de HEERE” (Js 13:6). Het is een dag die niet is tegen te houden of af te wentelen, want hij komt “als een verwoesting van de Almachtige”. Die dag is overduidelijk niet begonnen in 539 v.Chr., wanneer Babel verslagen wordt door de Meden en de Perzen. Dan wordt die stad niet verwoest. Dat gebeurt pas veel later. Nee, die dag zal plaatsvinden in de toekomst met betrekking tot het profetische Babylon (Op 16:19).

Hier vloeit voor het oog van de profeet het oordeel over Babel ineen met het eindgericht over het herstelde Romeinse rijk. In de vervulling liggen er vele eeuwen tussen beide oordelen, maar in wezen zijn ze een. Het een is een type, een voorafschaduwing, van het ander. Babel is het eerste van de vier grote wereldrijken (Dn 2:37-40; Dn 7:1-7) en is een afschaduwing van de laatste vertegenwoordiger van de wereldrijken, dat is het herstelde Romeinse rijk.

In onze dagen zien wij dat steeds meer gestalte krijgen in het verenigd Europa, de Europese Unie. Het is voor God alles één geheel. Het oordeel over Babel is een voorafschaduwing van het oordeel over het beest in de eindtijd. Babel, voorgesteld als vrouw, de grote hoer, en het beest zijn ten nauwste met elkaar verbonden (Op 17:3b). De grote hoer benadrukt het godsdienstige aspect van Babel – de tegenhanger van de bruid –, terwijl het beest het politieke aspect van Babel – de tegenhanger van Jeruzalem, de stad van de grote Koning – benadrukt.

De HEERE zal de grote Naam van Zijn almacht bewijzen in de oordelen die Hij laat komen. In de Js 13:7-8 zien we de reacties van de mensen daarop. De handen worden slap, krachteloos. “Elk hart van stervelingen” smelt weg, er is geen enkele moed meer. De verschrikking en verbijstering staan op hun gezichten te lezen. Hun houding van ineenkrimpen als een barende vrouw die in smart en weeën is, past bij de ontzetting en pijn die hen bevangen. Het toont allemaal aan dat ze geen rekening hebben gehouden met een oordelende God.

De zonde van de mens en zijn onbekeerlijkheid zijn er de oorzaak van dat de HEERE op Zijn dag, als Hij de regering in handen neemt, “meedogenloos, met verbolgenheid en brandende toorn” zal oordelen (Js 13:9). Zijn oordelen treffen zowel “het land” als “de zondaars”. Hij maakt het land tot een woestenij en de zondaars worden uit het land weggevaagd. Hier worden, om het met de gelijkenis van de dolik (een onkruid dat veel op tarwe lijkt) en de tarwe te zeggen, zij die de wetteloosheid doen, verzameld en in de vuuroven geworpen (Mt 13:40-42; Mt 24:40-41).

De hele schepping komt in de duisternis terecht omdat “de sterren aan de hemel en hun sterrenbeelden” en “de maan” hun “licht niet laten schijnen” (Js 13:10). Als er al hoop is dat de zon bij het aanbreken van de dag zal opkomen, dan blijkt die hoop ijdel te zijn, want “de zon zal verduisterd worden wanneer zij opkomt” (Mt 24:29; Mk 13:24).

Het oordeel over Babel bij de verschijning van Christus in de eindtijd treft de hele “wereld” en niet slechts een bepaald gebied zoals in de tijd van Jesaja (Js 13:11; vgl. Lk 21:35). Het is ermee als met de zondvloed die ook wereldwijd is. Gods oordeel gaat over de wereld vanwege de “slechtheid” ervan. Die slechtheid komt tot uiting in de “ongerechtigheid” van “de goddelozen”, “de trots van de hoogmoedigen” en “de hooghartigheid van de geweldplegers”. God zal de slechtheid vergelden, de trots doen ophouden en de hooghartigheid vernederen. God heeft op alle kwaad het gepaste antwoord.

Het is ook treffend dat het oordeel over Babel wordt geveld door Kores, die genoemd wordt “Zijn gezalfde” (Js 45:1), een prachtig beeld van Christus (= Gezalfde). De naam Kores betekent ‘zon’, dat is de titel van Christus Zelf (Ml 4:2).

De val van Babel geschiedt onverwachts. Terwijl de stad feestviert, kruipt het leger van de Meden en de Perzen onder de stadsmuur door na eerst de loop van het kanaal dat door de stad stroomt te hebben verlegd. Zo zal de komst van Christus om Babel te verdelgen geschieden als een dief in de nacht, onverwachts.

Js 13:12 voorzegt de vermindering van de wereldbevolking in het einde van de tijd, zoals ook de Heer Jezus dit voorzegt (Mt 24:22; Op 6:8; Op 9:19). Door deze oordelen worden alle goddelozen weggevaagd. Wat overblijft, is een overblijfsel dat bestaat uit “stervelingen”. Dit geeft aan dat zij in zichzelf niet waardevoller zijn dan de goddelozen die zijn omgekomen. Dit overblijfsel is vanwege hun geringe aantal zeldzamer dan de zeldzaamste en kostbaarste metalen. Zij zijn gespaard vanwege hun positieve houding tegenover Israël (vgl. Mt 25:31-41).

Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de opname van de gelovigen (1Th 4:15-18) en de verschijning van de HEERE om te oordelen in dit gedeelte. Bij de opname worden de gelovigen opgenomen van de aarde en worden ongelovigen achtergelaten. Bij de verschijning van de HEERE, de Heer Jezus, worden de goddelozen door het oordeel weggenomen van de aarde en blijven de gelovigen op aarde achter om het vrederijk binnen te gaan (Mt 24:40-41).

De gevolgen van de oordelen worden in Js 13:13 nog diepgaander beschreven dan in Js 13:10. In Js 13:10 worden de effecten van het oordeel in bepaalde onderdelen van de schepping gezien, terwijl we in Js 13:13 zien wat de gevolgen van het oordeel zijn voor de hemel en de aarde als geheel. De hemel siddert en de aarde trilt los van haar plaats (Hg 2:7-8; Hb 12:25-29; Zc 14:4-5). Dit zijn de overweldigende gevolgen van het losbreken van “de verbolgenheid van de HEERE van de legermachten” op “de dag van Zijn brandende toorn”. Dit bevestigt de herinnering aan de zondvloed, waarbij ook hemel en aarde in grote beroering zijn gekomen.

Copyright information for DutKingComments