Isaiah 13:3

Werktuigen van Gods toorn

De profetie begint met een drievoudige oproep of opdracht. Op “een kale berg”, dat is een berg zonder bebossing, dat is zonder iets wat het zicht hindert, moet ten eerste een teken, “een banier” als symbool van strijd, omhoog geheven worden, zodat het goed zichtbaar is (Js 13:2). Na de banier volgt ten tweede de opdracht tot een roep, “verhef [uw] stem”, en ten derde tot een gebaar, “wenk met de hand”, om daardoor Gods legers tot actie te manen. De roep is bedoeld om de legers in staat van paraatheid te brengen.

De “wenk met de hand” is het teken om hen te laten optrekken om de poorten van Babel binnen te trekken. In deze poorten zitten nu nog de edelen die het stadsbestuur vormen, maar het is tijd dat de veroveraars de macht overnemen. Van enige tegenstand wordt niets vermeld. Babel is ook zonder tegenstand ingenomen.

De opdracht gaat van de HEERE – “Ík”, met nadruk – uit (Js 13:3). De Meden (Js 13:17) en Perzen worden tot het vervullen van hun opdracht geroepen. Zij zijn door God uitgekozen om een einde te maken aan de heerschappij van Babel. Daarom noemt God hen “Mijn geheiligden”, want zij zijn door Hem voor dat doel en met die opdracht apart gesteld. Het heeft niets te maken met de personen zelf, dat zij heilig van karakter zouden zijn.

God noemt hen ook “Mijn helden”. Hij maakt hen tot onoverwinnelijke helden, want zij moeten Zijn toorn uitvoeren. De legers van de Meden en de Perzen voldoen “uitgelaten” aan hun opdracht. Ze hebben er zin in omdat de Majesteit van God hen aanspoort. Dat de HEERE Zelf persoonlijk opdracht geeft om Babel te verwoesten, is een aanwijzing dat Hij in de toekomst persoonlijk, en dan zonder toedoen van menselijke instrumenten, het herstelde Romeinse rijk zal vernietigen (Dn 2:45).

Het enkelvoudige geluid van de stem die beveelt, de stem van de HEERE, wordt vervangen door een meervoudig “rumoer op de bergen” (Js 13:4). Het is het rumoer van de “verzamelde heidenvolken”, de legers die de HEERE heeft afgezonderd om Zijn werk te doen. De legers van de Meden en Perzen komen van heinde en verre als “de instrumenten van Zijn gramschap om heel het land [dat is het Babylonische wereldrijk] te gronde te richten” (Js 13:5).

Hun gejuich bij de uitvoering van dit werk wil niet zeggen dat zij zich bewust zijn dat ze Gods opdracht uitvoeren of met instemming aan Gods plan meewerken. Zo weten Titus en de Romeinen ook niet dat zij als leger van “de koning” het oordeel over Jeruzalem voltrekken waarover de Heer Jezus in Zijn gelijkenis spreekt (Mt 22:7).

Het gaat om de ondergang van het land Babel (Jeremia 50-51). Babel is wat we vandaag kennen als Zuid-Irak tot aan Bagdad. Assyrië omvat het gebied dat we vandaag kennen als Noord-Irak ten noorden van Bagdad tot aan Pakistan. Medië is verder naar Iran, het tegenwoordige Koerdistan.

Abraham komt uit het land van de Chaldeeën of Babel (Gn 15:7; Hd 7:2-4). Hij heeft zich bekeerd tot de ware God. Zijn nakomelingen worden in ballingschap teruggevoerd naar Babel omdat Israël van de ware God is afgevallen. Zij komen terecht in het land waar hun stamvader vandaan komt en hebben daar de afgoden van Babel gediend. De tijd van de wereldheerschappij van Babel duurt zeventig jaar (Jr 25:11).

Profetisch gezien vormt dit gedeelte over Babel een schaduwbeeld van het toekomstige oordeel over het herstelde Romeinse rijk ofwel de toekomstige verenigde staten van Europa onder leiding van een man die ‘het beest’ wordt genoemd (Op 13:1-10). Dan zal de Heer Jezus Zelf, hoogstpersoonlijk, “uit een ver land, van het einde van de hemel”, komen met de hemelse legermachten om het oordeel over Babel te voltrekken (Op 19:11-21).

Copyright information for DutKingComments