Isaiah 14:3-4

De rollen omgekeerd

God zal, om Zijn voornemen ten aanzien van Zijn volk uit te voeren, de volken gebruiken om Zijn volk naar hun woonplaats te brengen (Js 14:2). Het is duidelijk dat wat hier wordt gezegd, niet is gebeurd in de dagen van Ezra en Nehemia, wanneer een klein overblijfsel uit Babel terugkeert naar Jeruzalem. Dat is een gedeeltelijke terugkeer, waarbij het teruggekeerde overblijfsel nog onder de macht van de volken blijft (Ea 9:9; Ne 9:36).

Het herstel dat plaatsvindt in de eindtijd, geschiedt in twee stappen. Eerst hebben we de terugkeer van de twee stammen die nu tweeduizend jaar geleden Christus hebben verworpen en door de grote verdrukking zullen gaan. De twee stammen zullen hersteld worden na de tuchtiging door de koning van het noorden en door de verschijning van Christus. Daarna zullen de verloren tien stammen (Dt 28:25; Dt 32:26) terugkeren naar het land Israël en hersteld worden (Ez 37:21). De volken zullen alles doen om deze tien stammen in korte tijd terug te brengen naar het land Israël.

We zien dat wie van de vroegere verdrukkers na Gods oordeel over hen is overgebleven, “slaven en slavinnen” van de Israëlieten zullen worden. De rollen zijn omgekeerd. De verdrukten zijn nu de heersers en zij die hebben geheerst, zijn nu de gevangenen (vgl. 2Th 1:6-7).

De vreugde over de val van het harde regime is groot. Groot is ook de bespotting die over de eens zo machtige koning van Babel komt (Js 14:3-4). In het verleden herkennen we deze koning in de persoon van Belsazar (Dn 5:1), maar profetisch zien we in hem de toekomstige heerser van Europa, aangeduid als het beest uit de zee (Op 13:1) en de kleine hoorn van Daniël 7 (Dn 7:8; 20; 24). We moeten deze persoon, hier aangeduid als de onderdrukker vanwege zijn aandeel in de vervolging van het gelovig overblijfsel, goed onderscheiden van de antichrist, de goddeloze koning van Israël, het beest uit de aarde (Op 13:11).

Jesaja zet aan tot het aanheffen van een spotlied, waardoor de herinnering aan de ondergang van de koning van Babel levend wordt gehouden. Dit spotlied (Js 14:4) bestaat uit vier coupletten:

1. op aarde: opluchting (Js 14:4-8);

2. in het dodenrijk (sheol): verbazing (Js 14:9-11);

3. in de hemel: de uitwerping van de satan, de macht achter Babel (Js 14:12-15);

4. op aarde: oordeel (Js 14:16-21).

Deze omkering van zaken is aan de HEERE te danken (Js 14:5). Hij heeft die bewerkt, want Hij heeft “de stok van de goddelozen gebroken, de staf van de heersers”. De reden is dat deze tuchtroede geen maat heeft weten te houden en onophoudelijk heeft geslagen en vervolgd (Js 14:6). Hij is in zijn verbolgenheid en zijn drang naar verwoesting verder gegaan dan de HEERE wilde en is een gesel voor de volken geworden. Als zijn juk verbroken is, heeft de aarde rust en is er alom blijdschap; het gejuich barst los (Js 14:7).

Zelfs de bomen halen als het ware opgelucht adem (Js 14:8). De Babyloniërs hadden grote delen woud van de Libanon omgekapt, want het hout konden ze overal voor gebruiken. Nu liggen ze zelf geveld neer, onmachtig om de Libanon te beklimmen en bomen om te hakken.

Copyright information for DutKingComments