Isaiah 2:2

Inleiding

De vier hoofdstukken die nu volgen, Jesaja 2-5, vormen een samenhangend geheel. Het is één rede tot Juda en Jeruzalem. Met Jesaja 6 begint een nieuw gedeelte, wat wordt aangegeven door een nieuwe tijdsaanduiding (Js 6:1). Jesaja 2-5 bevatten een nieuw visioen dat begint met het vrederijk.

Dit rijk komt echter alleen tot stand nadat de dag van de HEERE (Js 2:12) gekomen is. De dag van de HEERE is de periode dat de HEERE Zijn raadsbesluiten tot stand brengt met betrekking tot de verheerlijking van Christus, de SPRUIT van de HEERE (Js 4:2), het herstel van Israël en het oordeel over en de zegen voor de volken.

Het eerste gedeelte van dit hoofdstuk (Js 2:1-5) is voor een groot deel woordelijk gelijk aan de beschrijving van het vrederijk door een tijdgenoot van Jesaja, de profeet Micha (Mi 4:1-5). Dat wil niet zeggen dat de een het van de ander heeft overgeschreven of dat één van de twee niet geïnspireerd zou zijn. De ene Geest van God heeft eenvoudig hen beiden geïnspireerd om hetzelfde te schrijven. Het is daardoor een tweevoudig getuigenis waardoor wordt onderstreept dat wat is gezegd, in vervulling zal gaan.

Het komende vrederijk

In Js 2:1 ziet Jesaja “het woord … over Juda en Jeruzalem” (vgl. Js 1:1 waar hij een visioen over Juda en Jeruzalem ziet). Hier ziet hij een woord ofwel een boodschap over Juda en Jeruzalem (vgl. Am 1:1). Dit geeft aan dat het een bovennatuurlijke mededeling betreft met daarin zowel zichtbare als hoorbare elementen.

Dit vers is tevens een inleiding op Jesaja 2-5 en geeft ook aan dat het daarin om de reiniging van Juda gaat. Daarop wijst “het woord”, want dat wordt in Gods Woord voorgesteld als een beeld van het water dat reinigt (Ef 5:26). Deze reiniging vindt plaats op “de dag van de HEERE” (Js 2:12) door “de SPRUIT van de HEERE”, dat is de Heer Jezus (Js 4:2).

Het geeft ook aan dat het Woord levend en krachtig werkzaam is. Dat zal worden gezien en gehoord door iemand die in gemeenschap met God leeft. Jesaja ziet als ‘ziener’ met de ogen van God en ziet “het Woord” van God aan het werk (1Th 2:13). Wat hij doorgeeft, zijn dan ook de woorden van God en geen inbeelding of het weergeven van eigen gedachten.

In de Js 2:2-4 hebben we een prachtige beschrijving van het begin van het duizendjarig vrederijk. Het is tevens het glorieuze einde van een droevige geschiedenis. Het woord dat Jesaja ziet, heeft betrekking op de eindtijd, “het laatste der dagen” (Js 2:2). Dit is een bijzondere uitdrukking die veertien keer voorkomt in het Oude Testament, hier de enige keer in Jesaja. Deze uitdrukking heeft betrekking op de periode dat de Messias zal verschijnen en Gods wegen tot voleinding zullen worden gebracht (Hb 1:1-2; 1Pt 1:19-20). De uitdrukking wijst hier op de heerlijkheid van het duizendjarig vrederijk.

De tempel, “het huis van de HEERE”, staat op de tempelberg en zal hoogverheven zijn, zowel in letterlijke als in geestelijke zin (vgl. Js 66:23; Zc 14:16). Het betreft hier de tempel die Ezechiël beschrijft (Ezechiël 40-43). Bergen zijn vaak een beeld van machtige koninkrijken en heuvels van kleinere aardse machten. Dat de tempelberg hoger zal zijn dan alle andere bergen, wil ook zeggen dat Israël machtiger zal zijn dan de andere volken en hoofd zal zijn van alle volken (Dt 26:19a).

“Alle heidenvolken zullen” nu naar het berg van het huis van de HEERE “stromen”. Deze beschrijving roept het beeld op van een vredig stromende rivier. Het staat in tegenstelling tot het woeden van de volken van voor die tijd, wat wordt vergeleken met het woeden van een woeste zee. Aangezien de tempel op de berg Moria of Sion ligt, hier aangeduid “als de hoogste van de bergen”, ontstaat het opmerkelijke beeld van een omhoog stromende rivier.

De volken zullen in het vrederijk elkaar aansporen om op te trekken “naar de berg van de HEERE, naar het huis van de God van Jakob” (Js 2:3). Die plaats is het centrum van het vrederijk. Daar zullen alle volken zich verzamelen. Ze trekken daarheen gemeenschappelijk op, nu niet om ertegen te strijden, maar om onderwijs van de HEERE te ontvangen. Door het bouwen van de toren van Babel (Gn 11:1-9) heeft de mens een eigen verzamelpunt willen maken tot eer van zichzelf. God voorkomt dit en verstrooit de volken. Nu erkennen de volken Zijn heerschappij en vinden in Zijn huis hun centrum.

Het huis van de HEERE wordt hier veelzeggend “het huis van de God van Jakob” genoemd. Het laat zien hoe God dan openlijk zal hebben getriomfeerd over de egoïstische draaierijen die Jakob kenmerkten en die ook in zijn nageslacht zijn voortgezet en gebleken. Dit zal zo duidelijk zijn, dat alle volken naar Gods huis zullen gaan om van Hem te leren, zodat ze in overeenstemming met Zijn wet zullen wandelen. Als de oordelen zijn uitgevoerd, zullen de mensen worden gekenmerkt door gehoorzaamheid aan God en als gevolg daarvan door vrede onder elkaar.

Zij komen ook omdat ze ernaar verlangen om onderwijs van Hem te ontvangen “aangaande Zijn wegen”, zodat ze geen eigen wegen meer gaan, maar “Zijn paden bewandelen” zullen. Dan wordt de belofte vervuld die God in Genesis 22 doet (Gn 22:14; Js 51:4; Mi 4:2; Zc 8:3). Deze vervulling vindt plaats op grond van het offer dat God Zelf geeft in Zijn Zoon en waarvan het offeren van Izak door Abraham een beeld is. Het onderwijs betreft de wet waarnaar het koninkrijk der hemelen geregeerd zal worden, zoals onder andere neergelegd in Mattheüs 5-7.

Uit Sion zal niet het evangelie van de genade uitgaan, maar het onderwijs van de wet. Dat onderstreept dat het niet over de gemeente gaat, maar over Israël. De wet zal volgens het nieuwe verbond in het hart van Israël zijn (Hb 8:10).

Honger naar Gods Woord, het verlangen naar geestelijk voedsel en onderwijs, is een van de bewijzen van de bekering. Ieder die tot geloof in de Heer Jezus is gekomen, zal Gods Woord willen leren kennen. De waarheid van Gods Woord is op aarde nergens anders te vinden dan in wat nu Zijn huis is, “[de] gemeente van [de] levende God, [de] pilaar en grondslag van de waarheid” (1Tm 3:15).

Elk hart dat ernaar verlangt in Gods wegen te wandelen, zal daarom ook naar de samenkomst van de gemeente gaan om daarover te horen. Hij zal anderen daartoe aansporen met de woorden: “Kom, laten wij opgaan” (vgl. Hb 10:25). Dat betekent natuurlijk niet dat er geen persoonlijke bijbelstudie hoeft te gebeuren. Echte honger naar het Woord zal, gestimuleerd door het onderwijs in de gemeente, aanzetten tot dagelijkse persoonlijke bijbelstudie.

De HEERE, dat is de Heer Jezus, zal rechtspreken tussen de volken (Js 2:4). De geschillen tussen de volken verdwijnen niet automatisch, maar worden door Hem opgelost. Het gevolg is vrede op aarde. Iedereen zal vrede hebben met Zijn beslissing. Het is geen onrustige, breekbare vrede, maar vrede gebaseerd op gerechtigheid.

Door het wegnemen van elke oorzaak van conflicten zullen er geen oorlogen meer uitbreken. Alle oorlogstuig, “zwaarden” en “speren”, kan worden omgezet in werktuigen die zegen voor de mens bewerken, “ploegscharen” en “snoeimessen” (vgl. Jl 3:10). Niemand zal nog instructies krijgen hoe hij oorlog moet voeren. Er is geen aanleiding meer toe. Als er op de paden van de HEERE wordt gewandeld, is er vrede in het hart en vrede met alle medewandelaars die ook op die paden wandelen.

Dat zij niet meer zullen “leren” hoe er oorlog gevoerd moet worden, is vol betekenis. Nog steeds wordt de oorlog geleerd en ook nog eens zeer efficiënt. De angst die de mensen kenmerkt, drijft hen ertoe te vechten voor hun rechten. Zodra iemand meent tekort te worden gedaan, wordt er naar de wapens gegrepen, soms letterlijk, soms in een woordenstrijd. Het gaat de menselijke capaciteit te boven om de oorlog af te schaffen en uit te bannen. Er zal een periode komen dat de mensen menen dit doel te hebben bereikt en dat toeschrijven aan hun eigen inspanningen. Ze zullen zeggen: “Vrede en veiligheid”, om vervolgens door “een plotseling verderf” (1Th 5:3) te worden getroffen.

Ook elke onvrede tussen gelovigen kan worden weggenomen als we ons willen laten onderwijzen door de Heer Jezus (vgl. Fp 2:5). Als we met onze geschillen naar Hem gaan, zal Hij rechtspreken. Hij kan elk geschil oplossen. Door ons voor Zijn oplossing te buigen keert de vrede terug en zullen wij onze kracht kunnen inzetten voor Zijn werk. Dat geeft zegen. Rechtszaken in de gemeente vandaag worden opgelost als er wordt gedacht aan de toekomst die hier wordt beschreven (1Ko 6:1-8).

Na dit glorieuze perspectief kan Jesaja zich als het ware niet inhouden. Hij roept het “huis van Jakob” toe om direct naar de HEERE terug te keren en te gaan “wandelen in het licht van de HEERE” (Js 2:5) en niet meer in het valse licht van de afgoden. Het is een oproep om te gaan wandelen in het licht van het onderwijs dat Gods Woord verspreidt. Wandelen in het volle licht van de HEERE zullen ze doen in het vrederijk. Dat licht geeft zicht op de toekomst (Js 2:2-4).

Wij mogen vandaag al wandelen als kinderen van het licht (Ef 5:8-20), terwijl we uitzien naar de komst van de Heer Jezus. We zien op andere plaatsen in de Bijbel dat lezen over de toekomst en dat in ons hart opnemen, een heiligend en reinigend effect heeft op ons leven in de tegenwoordige tijd (2Pt 3:10-14; 1Jh 3:2-3).

Dit gedeelte laat ons dan ook zien wat Gods doel en Gods norm zijn voor het volk Israël. Aangezien Israël niet aan dit doel en deze norm beantwoordt, moet God noodzakelijkerwijs het volk oordelen en reinigen door Zijn woord. Dit wordt in het volgende gedeelte beschreven.

Copyright information for DutKingComments