Isaiah 27:2-6

De HEERE beschermt Zijn wijngaard Israël

Daar de vernietiging van deze monsters – of de monsterachtige uitingen van één monster – door de HEERE absoluut zeker is, klinkt er opnieuw een profetisch lied waarin de vreugde van het verloste Israël tot uiting komt (Js 27:2). Het is de vreugde van de HEERE over Zijn volk. Zij zijn een wijngaard die Hij niet aan anderen toevertrouwt die ontrouw zijn (Mt 21:33-39), maar die Hij Zelf constant behoedt en bevochtigt (Js 27:3). Dit lied is een voortzetting van het lied over de wijngaard in Jesaja 5 (Js 5:1-7). Tegelijkertijd staat deze wijngaard in scherp contrast met die wijngaard.

Zijn grimmigheid is voorbij, want er is niets meer om toornig over te worden (Js 27:4). Zijn volk beantwoordt aan Zijn doel. Als er vijanden zouden opstaan tegen Zijn volk, dan zou Hij als vuur losbranden en die vijanden als de doorn en de distel verteren. God komt voor Zijn wijngaard op. Wie die wijngaard wil aanvallen, krijgt met Hem te maken. De vijanden doen er beter aan vrede met Hem te sluiten (Js 27:5). Vrede met Hem sluiten kan door het geloof in de Heer Jezus (Rm 5:1). Dan zullen zij aan Zijn toorn ontkomen (vgl. Ps 2:12), want zelfs in Zijn toorn denkt Hij aan ontfermen (Hk 3:2).

Israël zal bloeien en groeien

Als de Assyriërs definitief vernietigd zijn, als dus de gramschap voorbij is, zal Israël groeien en bloeien en vruchten voortbrengen die tot zegen zijn voor de hele wereld (Js 27:6). Dit is het begin van het vrederijk. Zo zullen zij in letterlijke zin de “rijkdom van [de] volken” (Rm 11:12) zijn. In geestelijk opzicht is dit Gods bedoeling en verlangen voor de gelovigen in de huidige tijd, totdat de gemeente voltallig is (Jh 15:1-16). Het vullen van de aarde met vrucht stelt de gevolgen voor van het zendingswerk onder alle volken (Rm 15:16).

De HEERE heeft Zijn volk moeten slaan, maar Hij heeft dat niet gedaan op de manier waarop Hij de volken heeft geslagen die Zijn volk hebben geslagen (Js 27:7). Zijn volk heeft Hij ‘met mate’ (Statenvertaling) geslagen en niet in de volheid van Zijn toorn (Js 27:8; Ps 118:18). In dat geval zou Hij hen volkomen van de aarde hebben weggevaagd. Nu heeft Hij tegen Zijn volk gestreden door hen met de adem van Zijn mond weg te blazen, waardoor ze verstrooid waren over de hele aarde. Door de wind wordt de oogst als het ware gezuiverd, zoals dat gebeurt bij het wannen en ziften van de tarwe. Zijn doel daarmee is geweest hun ongerechtigheden te verzoenen en hun zonden volledig weg te nemen (Js 27:9).

De volle vrucht van dit handelen van de HEERE is dat alle afgodsbeelden verbrijzeld en omver gehouwen zijn. Alles wat zij de plaats van de HEERE hebben gegeven, hebben ze weggedaan, zodat Efraïm zal zeggen: “Wat heb ik nog met de afgoden te maken?” (Hs 14:9a).

Copyright information for DutKingComments