‏ Isaiah 3:14-15

De leiders zijn misleiders

Een verdere ontaarding van de toestand van het volk zien we in het gedeelte dat hier begint en doorloopt tot Jesaja 4:1.

Het volk krijgt de leiders die het verdient. Deze leiders zijn er in twee soorten: “kinderen” en “vrouwen” (Js 3:12; vgl. 1Kn 15:13; 2Kn 11:1; 13). In de Js 3:12-15 worden de leiders beschreven als kinderen die onbekwaam zijn om te regeren (vgl. 1Tm 3:2; 6). In het gedeelte van Jesaja 3:16 tot Jesaja 4:1 worden zij beschreven als vrouwen die onbevoegd zijn om te regeren (vgl. 1Tm 2:12).

In beide gevallen gaat het om leiders aan wie geen plaats van gezag toekomt, maar zich die aanmatigen. Nemen zij die plaats in, dan blijken zij tirannen te zijn. Het kan ook zijn dat de man formeel regeert, maar de vrouw de touwtjes in handen heeft, zoals we zien bij Achab en Izebel (1Kn 21:7).

Kinderen laten zich in het algemeen leiden door hun lusten en begeerten, zonder enig gevoel van mededogen. Kinderen kunnen heel teerhartig zijn, maar ook heel hard. Ze zijn in staat om hen die zij in hun macht hebben te mishandelen en te onderdrukken. Vrouwen laten zich in het algemeen door hun gevoelens leiden. Ook zij kunnen heel teerhartig, maar ook heel wreed zijn. In hun geldingsdrang gaan ze over lijken. In beide gevallen ontbreekt het vermogen om het volk uit de toestand van verwarring te bevrijden.

Wat voor soort leiders geeft leiding in de christenheid? Veel leiders voeren Gods volk van Christus af. Zij menen gekwalificeerd te zijn, maar zijn misleiders. Als vrouwen de leiding nemen (of krijgen!), kan er slechts misleiding volgen. Zij kunnen het volk van God alleen maar voorgaan in een verkeerde richting. Een duidelijke koers ontbreekt bij hen omdat zij een plaats innemen die hun niet door God is gegeven.

Met het aanspreken van hen als “Mijn volk” wil de HEERE hun harten bereiken, opdat ze inzien hoe ze eraan toe zijn en zich tot Hem bekeren. Hij wijst hen erop dat deze leiders hen misleiden. In plaats van het volk voor te gaan op de goede weg nemen zij het volk mee op een dwaalweg.

De HEERE kan de houding van de leiders niet verdragen. Hij staat op en maakt Zich op voor een rechtszaak tegen hen (Js 3:13). Hij is verontwaardigd over hun houding en handelwijze en neemt tegenover “de volken”, dat zijn de stammen van Israël, dat is heel Israël, de houding van Rechter aan. [De Septuaginta – de Griekse vertaling van het Oude Testament – vertaalt “de volken” met ‘Zijn volk’.]

Nadat de HEERE Zich voor de rechtszaak heeft opgemaakt, gaat Hij daadwerkelijk met de leiders, “de oudsten van Zijn volk en de vorsten ervan”, in het gericht (Js 3:14). Hij neemt het hun bijzonder kwalijk dat zij zich in de wijngaard (waarover in Jesaja 5 meer), die zij tegen wilde beesten hadden moeten bewaken, zelf als wilde beesten hebben gedragen. Ze hebben de wijngaard verwoest, zodat Hij er geen vrucht, dat wil zeggen geen vreugde, waarvan de wijn spreekt, van krijgt. Zijn vreugde is een ongestoorde gemeenschap met hen. De leiders hebben dat onmogelijk gemaakt. Zij hebben Gods volk uitgeplunderd, vertrapt en mishandeld en hun eigen huizen met het geroofde gevuld.

In de uitroep “welk recht hebt u …?” komt de verbazing van de HEERE tot uiting (Js 3:15; vgl. Ps 94:5), alsof Hij niet kan begrijpen dat de leiders zich zo onbarmhartig tegenover hun volksgenoten gedragen (vgl. Mt 18:21-35). Zelf heeft Hij hen met zoveel barmhartigheid behandeld. Vanwaar dan deze handelwijze? Hij verzwaart de aanklacht door over hen die zij zo mishandelen als “Mijn volk” te spreken. Wat Zijn volk wordt aangedaan, treft Hem in het hart. Tegelijk stelt Hij Zich, net als in Js 3:1, voor als “de Heere, de HEERE van de legermachten”. Met Hem hebben ze te maken.

Copyright information for DutKingComments