Isaiah 3:4

Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de beschrijving van de wantoestanden onder het volk voortgezet, die in het vorige hoofdstuk is begonnen. In het licht van God is duidelijk geworden hoe nietig de mens is (Js 2:22), dit ondanks zijn trots en opgeblazenheid. Maar het volk van God weet dit nog niet. Om hun dat te laten weten neemt de HEERE nu al hun hulpmiddelen weg. Door dit oordeel, dat altijd “begint bij het huis van God” (1Pt 4:17), wordt Sion vernederd.

Zo algemeen als het neerhalen van de menselijke trots in het vorige hoofdstuk is, zo precies en diepgaand zal het oordeel over Sion zijn. Het oordeel komt over de stad en het volk, terwijl de aandacht daarbij speciaal wordt gericht op de leiders en de voorname vrouwen.

De HEERE laat zien hoe de oordelen plaatsvinden. De oordelen worden hier op een manier beschreven die alleen begrepen wordt als we er oog voor hebben. Dan ontdekken we dat Hij dingen wegneemt, zowel op materieel als op geestelijk gebied, met een doel. Hij wil Zijn volk daardoor als het ware dwingen weer naar Hem te vragen. De HEERE brengt hen naar de eenzame en troosteloze woestijn zonder hulpmiddelen om tot hun hart te kunnen spreken (Hs 2:13).

De HEERE neemt elke steun weg

De woorden “want zie” waarmee Js 3:1 begint, sluiten direct op het voorgaande aan. Ze zijn de inleiding op de oordelen die Jeruzalem en Juda zullen treffen vanwege de wantoestanden die in het vorige hoofdstuk beschreven worden. Deze oordelen worden voltrokken door “de Heere, de HEERE van de legermachten” (zie voor de betekenis van deze namen de toelichting bij Jesaja 1:24). Deze Namen van God combineren de verhevenheid, het absolute gezag en de almacht van God als soevereine Heerser en Rechter en houden een sterk dreigend oordeel in.

Het wegnemen van “steun en stut” wil zeggen dat de HEERE het volk – dat wil zeggen Jeruzalem en Juda – dat zijn vertrouwen op de mens en niet op de HEERE stelt, elke vorm van ondersteuning zal ontnemen, zowel in natuurlijk als in geestelijk opzicht. Alles waarvan zij denken dat het hun steun geeft, zal worden weggenomen, zodat er niets overblijft om op te vertrouwen. De natuurlijke steun voor hun lichaam “van brood en … van water” zal wegvallen, zodat hun kracht zal vergaan. Er zal ook gebrek zijn aan geestelijke steun, want gevechtskracht, bekwame leiding, raadgever en vakmanschap zullen worden weggenomen (Js 3:2-3).

De HEERE neemt alles weg waarop het volk enig vertrouwen stelt, of het nu uit een goede of uit een kwade (de “waarzegger”) bron komt. Hij kan de steun wegnemen door de dood. Hij kan dat ook doen doordat de vijand niets eetbaars overlaat en de leiders gevangenneemt en wegvoert naar zijn eigen land. Het volk zal daardoor krachteloos worden vanwege gebrek aan voedsel en het zal stuurloos worden vanwege gebrek aan leiding (2Kn 24:14).

Uiterste verwarring is het resultaat, een verwarring die nog toeneemt door een omkering van waarden en normen. De HEERE zal “jongens aanstellen als hun vorsten” (Js 3:4). Hij zal Zijn volk tot een prooi maken van de “willekeur” van de onrijpe, gevoelloze jeugd, die meent de wijsheid in pacht te hebben (Pr 10:16a; 1Kn 12:8-11). De pas twaalfjarige koning Manasse is daarvan een voorbeeld (2Kr 33:1-11).

De onbekwame leiding en willekeur van een kind als koning werken anarchie en verwarring in de hand. Elk lid van het volk zal zijn eigen recht zoeken (Js 3:5). Ieder zal de ander in het nauw drijven om te krijgen waarop hij recht meent te hebben. Het gebod om de naaste lief te hebben is volledig in het tegendeel, egoïsme, omgeslagen. Het gevolg is het verdrukken van elkaar en het vertrappen van elkaars rechten.

Zij voor wie respect behoort te zijn vanwege hun leeftijd en levenservaring, “de ouderen”, zullen gewelddadig van hun plaats worden verdreven door onervaren “jongens” (vgl. 1Pt 5:5a; Lv 19:32). “De geminachte”, de man die niets presteert en niets bijdraagt aan het welzijn van de gemeenschap, maar daaraan slechts schade toebrengt, schroomt niet om “de geëerde”, de man die het goede voor de gemeenschap zoekt en zich daarvoor inzet, aan te vallen. Leeftijd en positie, waarbij een bepaald respect hoort, maken geen enkele indruk meer.

Dezelfde nivellering zien we vandaag in de maatschappij en onder Gods volk. Kinderen krijgen inspraak en maken de dienst uit. Respectloos benaderen en behandelen zij de ouderen. Dan is het gevolg dat de samenleving wordt ontwricht. Het geloof ziet hierin de hand van God Die de mens aan zichzelf overgeeft omdat de mens Hem niet wil.

Wel, misschien geeft de familieband nog enige hoop (Js 3:6). Mensen zullen steun zoeken bij een familielid dat een schijn van aanzien heeft, wat in het dragen van een “mantel” gezien wordt. Iemand die een opvallend uiterlijk heeft, wordt aangeklampt door hen die wanhopig zoeken naar een persoon die een zekere mate van orde kan brengen in de “puinhoop”. Ze smeken hem zich over de puinhoop te ontfermen.

De hoop op een aanzienlijk familielid voor uitkomst is echter tevergeefs (Js 3:7). Ook familieleden kunnen of willen elkaar niet helpen. Niemand wil de verantwoordelijkheid op zich nemen om “heelmeester” van de zieke samenleving te zijn. Ieder verschuilt zich achter het ontbreken van voedsel en leiderscapaciteiten en laat dat ook duidelijk horen. Hij heeft misschien wel een mantel aan, maar hij heeft die niet in huis. Zijn eigen belang verbiedt hem ook maar een poging te wagen om de chaos aan te pakken. Hij weigert om als leider te functioneren. Het geeft aan dat de samenleving is ingestort en volledig is ontredderd.

Copyright information for DutKingComments