Isaiah 30:1-7

Inleiding

Dit hoofdstuk geeft een terugblik naar de periode van Gods gramschap door de Assyriërs. Er zijn twee redenen voor deze tuchtiging van God:

1. Israëls vertrouwen op de macht van Egypte door daarmee een verbond te sluiten (Js 30:1-7; vgl. Js 28:15).

2. Hun verwerping van God (Js 30:8-12), een beeld van de verwerping van Christus.

Over hun vertrouwen op de macht van Egypte lezen we in Js 30:2 van dit hoofdstuk: “Mijn mond vragen zij niet.” Als ze dat wel zouden hebben gedaan, zouden zij hebben geweten dat het verboden is om terug te keren naar Egypte (Ex 13:17; Dt 17:16). Bij de zonde van rebellie, waardoor God hen moet tuchtigen door de Assyriërs, komt nog dat ze zondigen door terug te keren naar Egypte, om daarmee een verbond te sluiten. Daarmee tonen ze aan dat zij de HEERE niet vertrouwen (Js 7:9). Ook zien we hier de vlucht van de goddeloze Joden naar Egypte tijdens de inval van de Assyriërs. Dat zal niet helpen, want de Assyriërs zullen doorstoten naar Egypte en hen daar toch te pakken krijgen.

Tegen het verbond met Egypte

Er wordt nu een “wee” (het vierde) uitgesproken tegen Juda vanwege een plan om hulp te zoeken bij Egypte om zich te beschermen tegen Assyrië (Js 30:1; 2Kn 18:21). Het is het plan van “opstandige kinderen”, van hen die beweren Gods volk te zijn, maar geen vertrouwen in Hem hebben. Het is een zelfbedacht plan, het is niet door Gods Geest ingegeven. We zien hier dat Jesaja de HEERE en de Geest als eenheid voorstelt. Wat de HEERE doet, doet de Geest.

Met de uitvoering van hun plan maken zij de stapel zonden die er al is nog groter. Als ze op weg gaan naar Egypte om hun plan uit te voeren, laten ze daarmee hun volharding zien in hun opstand tegen de HEERE (Js 30:2). Ze geven aan de bescherming door de farao en Egypte, de kleine en bedrieglijke “schaduw”, de voorkeur boven het vertrouwen op de bescherming door Hem, “de schaduw van de Almachtige” (Ps 91:1).

Dit vertrouwen op Egypte zal tot schande en smaad worden (Js 30:3). Hun diplomaten die ze naar Egypte hebben gezonden om in de steden Zoan en Chanes te onderhandelen, zullen geen voordeel behalen, maar hoon (Js 30:4-5). Mogelijk kunnen we ook denken aan het vertrouwen dat de afvallige Joden in de nabije toekomst zullen stellen op hun verbond met Europa, dat is het herstelde Romeinse rijk.

Dat Israël niet op God vertrouwt, klinkt als een refrein in dit boek. Ze vertrouwen op Assyrië (Jesaja 7), op Egypte (Jesaja 30) en op Babel, een type van Europa (Jesaja 40-48). Egypte zal ook een toevluchtsoord zijn voor de ongelovige Joden, maar tevergeefs, want Egypte als de koning van het zuiden zal ook lijden van de inval van de Assyriërs, de koning van het noorden (Dn 11:40-43).

Al de plannen die ook wij maken zonder de Heer te raadplegen, kunnen wel eens hetzelfde karakter als de plannen van Israël dragen. Waarop is ons vertrouwen gevestigd?

Over de dieren van het Zuiderland

“De last over de dieren van het Zuiderland” betreft de dieren die in het Zuiderland ofwel de Negev woestijn leven (Js 30:6). Door dit woeste landschap moeten ze met hun lastdieren heen trekken op hun reis naar Egypte. Dat moeten ze doen omdat de gewone paden in handen van de Assyriërs zijn. Het wanhopige Juda is bereid om een gevaarlijke reis te ondernemen en grote schatten te investeren op zoek naar hulp die ijdel zal blijken te zijn. Zo gevaarlijk en onbetrouwbaar als de dieren zijn die ze onderweg tegen kunnen komen, “leeuwin en leeuw, adder en vliegende draak”, zo gevaarlijk en onbetrouwbaar zullen de leiders van Egypte blijken te zijn.

De schatten, die ze op ezels en kamelen vervoeren om zich daardoor van de hulp te verzekeren van een land waaruit de HEERE hen lang geleden heeft bevrijd, zullen hun niet de begeerde hulp opleveren. Het zal allemaal tevergeefs blijken te zijn met alleen maar verlies (Js 30:7). De taal is hier hakkelend, letterlijk staat er: ‘Egypte? IJdel en leeg, zij helpen …’

“Rahab” is een dichterlijke naam voor Egypte (Js 51:9; Ps 87:4; Ps 89:11). Oorspronkelijk is het een soort monster (Js 27:1) – waarschijnlijk wordt de Behemoth bedoeld (Jb 40:10-19) –, een figuurlijke aanduiding van de satan, een demonische macht. De naam Rahab betekent ‘arrogant’ en typeert het wezen van de satan. Ondanks zijn trots zal Egypte in onmacht stil op zijn plaats blijven zitten en geen hand kunnen uitsteken om Juda te helpen. Het is wat wij noemen ‘een papieren tijger’. Letterlijk kun je vertalen: ´Rahab (het verschrikkelijke monster)? Zij doet niets …´

Copyright information for DutKingComments