Isaiah 32:17

Nog eens het vrederijk

Dan klinkt weer het hoopvolle “totdat” (Js 32:15). Vanaf dit vers kijkt Jesaja weer vooruit naar de situatie die er in het duizendjarig vrederijk zal zijn. Door het woord “ons” vereenzelvigt de profeet zich met het verloste volk, dat is het overblijfsel. Het begint met de uitstorting van de Geest (Ez 36:25-27; Jl 2:28; Zc 12:10; Hd 2:1-4; 16) op dit gelovig overblijfsel van Israël.

De Bijbel leert niet alleen een eerste en een tweede komst van de Heer Jezus, maar ook een eerste en een tweede komst van de Heilige Geest. Door de eerste komst van de Heilige Geest is de gemeente ontstaan, Gods hemelse volk, het lichaam van Christus, waarin de Geest sinds die gebeurtenis woont (Hd 2:1-4; 1Ko 12:13). Het volk dat door de tweede komst van de Heilige Geest ontstaat, is een aards volk dat de kern vormt van het volk dat de Heer Jezus als Messias zal erkennen en Zijn zegen zal ontvangen.

Met deze tweede uitstorting van de Heilige Geest zal een overvloed aan vruchtbaarheid (Js 32:15), gerechtigheid (Js 32:16) en vrede, rust en veiligheid (Js 32:17-18) komen. We moeten wel bedenken dat het hier niet gaat om de inwoning van de Geest, maar om de werking van de Geest in dit verloste volk.

Wat een woestijn is, wordt een vruchtbaar veld. Wat een vruchtbaar veld is, zal nog vruchtbaarder worden. Het recht zal in het vrederijk in de woestijn “wonen” [dat is ‘tabernakelen’, ‘in tenten (wonen)’], dat betekent dat het er zijn rust zal hebben (Js 32:16). Overal zal op volkomen rechtvaardige wijze recht worden gesproken.

Als gevolg daarvan zal er vrede zijn, waarvoor de volken zich zo lang tevergeefs hebben ingespannen (Js 32:17), want vrede is gefundeerd op gerechtigheid. Daaruit vloeien weer “rust en veiligheid” voort die geen einde zullen hebben. Dit volk dat in rust woont, zal nog door Gog worden aangevallen (Ez 38:11). Dat zal op hun rust geen enkel effect hebben omdat de HEERE deze vijand naar het land brengt om hem daar te verdelgen.

In Js 32:18 zoekt de Geest als het ware naar woorden om te beschrijven hoe groot de weldaad is om dan op aarde te wonen. Er is geen enkele angst meer voor een vijandige macht, want de hagel van Gods oordelen zal over hen, het woud (vgl. Js 10:18), worden neergestort en de stad in de diepte doen neerzinken (Js 32:19). Het aan de wateren gezaaide zaad zal overvloedig vrucht voortbrengen (Js 32:20). De opbrengst van de bodem zal zo groot zijn, dat de boer zijn werkdieren niet in hun stallen zal hoeven te voeren met stro, maar hen kan drijven naar de overvloed die langs de wateren is opgekomen om zich daaraan te goed te doen.

Er is ook een geestelijke toepassing van dit laatste vers. Het zaaien aan alle wateren wijst op de volkomen vrijheid om Gods Woord over de hele wereld uit te zaaien en te onderwijzen. Wie daarmee bezig is, wordt “welzalig” genoemd. Het zaaien aan de wateren wijst erop dat het ook in het vrederijk noodzakelijk is het evangelie te prediken, omdat ieder mens die geboren wordt, als zondaar geboren wordt en zich moet bekeren.

“Rund en ezel” staan symbool voor het bezig zijn in de dienst van de Heer, zowel in de prediking van het evangelie als in het onderwijs van de gemeente van God (vgl. 1Ko 9:9-10; 1Tm 5:17-18).

Copyright information for DutKingComments