Isaiah 37:21

De HEERE oordeelt Assyrië

Kort na zijn gebed krijgt Hizkia het antwoord van de HEERE dat Hij aan de profeet Jesaja heeft bekendgemaakt (Js 37:21). Jesaja brengt Hizkia niet zelf het antwoord, maar laat het door boden overbrengen. Dit antwoord wordt gegeven in de vorm van een spotlied, vergelijkbaar met het slot van het lied van Debora (Ri 5:24-30).

Het gebed van Hizkia is een gebed met een onderwerp. Het betreft “Sanherib, de koning van Assyrië”. Het is goed dat wij ook met concrete onderwerpen naar de Heer gaan en niet in algemene termen bidden. We mogen dan een concreet antwoord verwachten.

Het antwoord bevat dan ook een woord van de HEERE over Sanherib (Js 37:22). Het antwoord is in de vorm van een gedicht. We zien dat de HEERE niet onder de indruk is van de koning van Assyrië. Integendeel. Hij legt het door Sanherib verachte Jeruzalem woorden van verachting en bespotting in de mond voor deze koning. Meewarig zal Jeruzalem, de dochter Sion, achter hem het hoofd schudden over zijn smadelijke aftocht die de HEERE zal veroorzaken van troepen die zo onoverwinnelijk hebben geleken.

De HEERE neemt de zaak hoog op. De kern van de gehele situatie wordt opgetekend door twee vragen waarin het antwoord opgesloten ligt. Tegen wie zijn die lasterlijke woorden eigenlijk gericht? Tegen het machteloze, kleine overblijfsel? Tegen Hizkia? Nee, de koning van Assyrië heeft het gewaagd zich te verheffen tegen de Heilige van Israël, de driemaal heilige God (Js 37:23; Jb 15:25).

Door zijn dienaren heeft hij uiting gegeven aan zijn minachting van de Almachtige door te doen alsof de Heere, Adonai, de soevereine Heerser, niet bestaat (Js 37:24). Hij heeft gehandeld in vertrouwen op eigen kracht en inzicht, vol als hij is van zijn eigen ‘ik’. Vol eigendunk spreekt hij over ‘ik zal dit’ en ‘ik zal dat’ (Js 37:24-25). Hij somt op wat hij allemaal heeft gepresteerd.

Al dit hoogmoedige spreken verschrompelt als het “Ik” van de HEERE klinkt (Js 37:26). De vraag “hebt u het niet gehoord?” benadrukt de onwetendheid over wat de HEERE doet. Deze vraagt stelt Hij hier aan de heidense koning van Assyrië. Straks zal Hij diezelfde vraag aan Zijn volk stellen (Js 40:21; 28). Mensen menen in hun hoogmoed de wereldgeschiedenis te kunnen besturen. Ze zullen ontdekken dat God alles bestuurt.

De HEERE heeft doen komen wat Hij langgeleden al van plan was. Daarmee doelt Hij op het gebruik van de Assyriërs voor de uitvoering van Zijn plan. Dat degradeert de machtige koning van Assyrië tot slechts een werktuig in Gods hand dat niets anders doet dan Gods plan uitvoeren (Js 37:26-27). Daardoor heeft hij succes in zijn ondernemingen gehad, heeft hij steden kunnen verwoesten en de inwoners ervan kunnen doden. Maar hij heeft niet gedacht aan God Die hem daartoe in staat heeft gesteld.

De HEERE legt het hart en de overleggingen van de koning van Assyrië bloot (Js 37:28; vgl. Ps 139:2-4; Hb 4:12). De HEERE is de Alwetende. Hij toont aan dat de koning van Assyrië veeleer tegen Hem tekeer is gegaan. Daarmee heeft deze opgeblazen koning zijn eigen oordeel bezegeld. De HEERE heeft zijn hoogmoed gehoord (Ps 94:9a). Hij zal ervoor zorgen dat zijn kracht verbroken zal worden en dat hij de aftocht zal blazen (Js 37:29).

Copyright information for DutKingComments