‏ Isaiah 38:1-6

Inleiding

De persoonlijke geschiedenis van Hizkia in dit hoofdstuk is een aanvulling op de voorafschaduwing van het herstel van Israël in de vorige twee hoofdstukken. In die twee hoofdstukken gaat het over het uiterlijke herstel, terwijl het in dit hoofdstuk over het innerlijke, geestelijke herstel gaat.

Ziekte en gebed van Hizkia

In de dagen van de inval van de koning van Assyrië in Juda en zijn belegering van Jeruzalem, wordt Hizkia ernstig ziek (Js 38:1). Jesaja moet hem zelfs melden dat hij zal sterven en dat hij met het oog op zijn dood bepaalde zaken moet regelen voor zijn huis. Hij moet zijn testament maken. Daarop wendt Hizkia zijn gezicht af van alles wat hem zou kunnen afleiden – ook mag niemand zijn gezicht zien – en geeft zich over aan gebed (Js 38:2).

Onder hevig gehuil, wat zijn grote smart laat zien, spreekt hij er tot de HEERE over hoe zijn hart en zijn daden toch volledig op Hem gericht zijn geweest (Js 38:3). Hij wil zo graag blijven leven. Dat mannen niet huilen, is een dwaze gedachte. Intens verdriet moet niet onderdrukt worden, maar mag worden geuit tegenover de Heer (Kl 2:19).

Voor de Israëliet is de wens om te blijven leven volkomen gerechtvaardigd. Bij trouw is hem immers een lang leven beloofd. Hizkia is trouw geweest. Te moeten sterven heeft iets in zich van de toorn van God. Zo oud is hij ook nog niet, hij is hier rond de veertig jaar. Daarbij komt dat de toestand van het land slecht is en dat hij geen troonopvolger heeft. Hoewel zijn gebed geen duidelijke vraag om verlenging van zijn leven bevat, weet de HEERE wat het hart van Hizkia bezighoudt.

Profetisch gaat het om het werk dat God gaat doen in het hart van het gelovig overblijfsel in de toekomst. Ook zij zullen worden gered van de dood die dreigt door het gevaar van buitenaf, de Assyriër, en het gevaar van binnenuit, het beest en de antichrist. De HEERE laat dit toe om het gelovig overblijfsel te leren bidden met belijdenis van hun zonden – zoals de broers van Jozef in de gevangenis en zoals ook de tien dagen voorafgaand aan de grote Verzoendag gekenmerkt worden door belijdenis van zonden. Deze belijdenis is noodzakelijk vanwege de twee grote zonden van Israël: de verwerping van de Messias en de afgoderij ofwel het aannemen van de antichrist.

Belofte van genezing en bevrijding

Jesaja mag Hizkia het antwoord van de HEERE op zijn gebed overbrengen (Js 38:4). Het is een antwoord van genade (Js 38:5). De HEERE zegt niets over de trouw en het volkomen hart waarop Hizkia een beroep heeft gedaan. Er is ook geen verwijt. De HEERE geeft antwoord als “de HEERE, de God van uw vader David”. Alle ontferming aan ieder die op Hem een beroep doet, is gegrond op de Heer Jezus, de ware David.

De verwijzing dat de HEERE de God van David is, herinnert aan de belofte dat het geslacht van David nooit zal ophouden. Op dat moment heeft Hizkia nog geen zoon die hem kan opvolgen. Manasse wordt pas drie jaar later geboren. De belofte van God van de aankondiging van het sterven en de, als het ware, opstanding van Hizkia, waarvan de derde dag spreekt (2Kn 20:5; Hs 6:2), zijn er een prachtige illustratie van hoe God binnenkort Israël gaat herstellen. Het zal leven uit de doden zijn (Rm 11:15), het herleven van hun doden, het dode lichaam zal opstaan (Js 26:19; Ez 37:1-14; Dn 12:1-3).

God laat Hizkia ook weten dat Hij zijn tranen heeft gezien (Js 38:5). Hij verzamelt ze zelfs en noteert ze in Zijn register, Zijn Goddelijke bibliotheek (Ps 56:9). Hij schrijft ze niet op omdat Hij ze zou kunnen vergeten, maar om ons te laten zien hoe belangrijk ze voor Hem zijn.

Hizkia krijgt vijftien jaar extra. Ook bevestigt de HEERE de toezegging dat de koning van Assyrië de stad niet in handen zal krijgen (Js 38:6). Hier blijkt dat de ziekte van Hizkia, zijn gebed en het antwoord daarop chronologisch voorafgaan aan de bevrijding van Jeruzalem die in het vorige hoofdstuk is beschreven. Het gaat de Heilige Geest hier dus om de morele volgorde en niet om de historische.

Hizkia vraagt een teken aan de HEERE, in tegenstelling tot Achaz (Js 7:10-14). Achaz heeft geweigerd om te geloven, Hizkia heeft de wens om de HEERE te vertrouwen. De HEERE zegt een teken toe als bewijs dat Hij zal doen wat Hij heeft gezegd (Js 38:7). Dit teken bestaat uit een ingreep in de loop van de natuur (Js 38:8; vgl. Jz 10:12-13). Zoals het teruggaan van de zon tegen de door God gegeven natuurwetten ingaat, zo zal de HEERE de ziekte van Hizkia tegen de natuur in genezen. De genezing van Hizkia wordt verbonden met Gods macht over de zon. De zon is een beeld van een machthebber. Machthebbers moeten wijken als de HEERE het voor Zijn volk, Zijn overblijfsel, opneemt. God zegeviert over de ziekte van Hizkia en ook over de machthebbers die Zijn volk zo hebben laten lijden.

Door het terug laten gaan van de zon laat de HEERE die dag langer duren dan normaal. Zo wonderlijk als deze ingreep is, zo wonderlijk zal de verlenging van de levensduur van Hizkia zijn. Om dit teken zichtbaar te maken maakt de HEERE gebruik van de zonnewijzer (of: schaalverdeling) van Achaz, de afgodische en goddeloze koning, die deze zonnewijzer als een afgodisch voorwerp heeft gemaakt. De zonnewijzer geeft aan dat de tijd voortschrijdt in de richting van het oordeel. Door Gods macht wordt door de zonnewijzer duidelijk dat Hij de genadetijd langer laat duren en zo het oordeel uitstelt en de genade het oordeel overwint.

Copyright information for DutKingComments